Het is hoog tijd. Vandaag sla ik mijn deuren weer open voor de belangrijkste dag van het jaar. Mijn kloppende roodgele hart zal ook nu de toon zetten. Het is een doodgewone avond voor velen. Kinderen komen thuis van sportclubs, en moeders spitten de laatste sommen nog snel met hun kinderen door, die morgen een belangrijk tentamen hebben. Het einde van de dag nadert, en de zon zakt langzaam achter mij weg onder de horizon. Het is slechts een doodgewoon voorbeeld van routinematige gedragingen. Zoals je van een dinsdag gewend bent. Behalve in mijn Deventer. Daar is op deze dinsdag de spanning en tendens te voelen als je door de straatjes loopt.

Roodgeel

Mensen worstelen zich in rood-geelgekleurde kleding door de menigte. Uit de plaatselijke kroegjes klinkt luid gejoel. Oerkreten zijn het. “Vanavond gaat, nee moet het gebeuren”, zeggen de mensen die in het portiek staan te roken. De penetrante geur van bier, sigaretten en vertier is niet te omzeilen. De mensen in het portiek drukken hun peukjes vlug uit tegen de verweerde kroegmuur. Ook zij mengen zich in de menigte, om deel te nemen aan de mars die zich rap naar één centraal punt beweegt. Naar welk lokaas zijn zij op zoek? Langzaam lopen de straten leeg. De gevulde steegjes maken plaats voor en snijdende winterse wind.

Nu is alles beter

Als iedereen zit, kan het feest beginnen. Het belooft een belangrijke dag te worden, want als we dit winnen, dan zijn we kampioen. Ik wil mijn volk trots maken, ik wil genieten van hun stralende gezichten als het ons lukt. Zou het…? Terwijl mijn kroost zich opmaakt voor de wedstrijd, denk ik nog even terug aan vroeger. 1902, dat is waar het begonnen is. Op dat moment was ik nog te klein om zulke belangrijke wedstrijden te organiseren, maar door mijn krachtige kroost heb ik het uiteindelijk zo ver weten te schoppen. Men zegt vaak dat vroeger alles beter was, maar in mijn geval is dit niet zo. Vroeger was slechts een voorbereiding van nu. Het was de warming-up om mezelf voor te bereiden op wat vandaag gesneden koek is. Toch blijft het altijd weer bijzonder.

Dan krijg ik ineens een steek, mijn hartstag schiet omhoog en het gebonk wordt steeds harder. Er klinkt wild gejuich. Dit gevoel ken ik: de tegenstander is gearriveerd. Geheel in rood-witte stijl. Ze spreken een bekend taaltje met een ander klankje; een andere jus. We lijken veel op elkaar, maar als ons kroost samenkomt, is het toch altijd alsof we elkaar nog nooit hebben gezien. We staan vandaag lijnrecht tegenover elkaar. Zo verschillend, maar toch ook zo hetzelfde. Als de laatste secondes wegtikken, voel ik een leegte ontstaan. Ik mis iets. Wat het is; dat kan ik moeilijk plaatsen. Dan voel ik het ineens: ik ben niet compleet. Mijn beste vriendin Ria. Waar is ze? Het feest mag niet zonder haar beginnen. Ik heb haar nodig.

Kowet

Dan hoor ik gelukkig net op tijd een warme stem achter me. Mijn Ria, die al drieëndertig jaar bij me woont, strompelt haar huisje uit. “Voor mij is het Kowet, een Dèmters ‘ezegd’n en de term voor de echte fans.” Alhoewel de Deventerse nuchterheid haar typeert, blijkt uit alles dat Ria een van mijn trouwste vrienden is. De roodgele vlag wappert boven haar gevel, en het langslopende volk groet haar blij. “Deur luppem! Ria, je bent er weer: fantastisch!”, zegt iemand tegen haar. Ria is als echte diehard niet weg te slaan uit het roodgele straatbeeld. Toch is de wedstrijd niet haar eerste prioriteit op deze dinsdagavond. Al snel verschijnt ze met meters wol onder haar oksel in de deurpost. “Dit is nêet t enige.” Ze loopt naar de kraam waar haar collega’s haar met verkleumde handjes opwachten. Gelukkig is warme wol in overvloed. “Elke wedstrijd staan wij hier onze breisels te verkopen in het kraampje. En wat loopt dat goed. We hebben zelfs een keer een kilometerlange sjaal gemaakt die met een hijskraan over het veld is gedragen.”

Ik wist het

Als Ria mijn sjaal, handschoenen en nuts heeft gebracht, begint mijn kroost te rennen. Het spel wordt gespeeld en de bal vliegt alle kanten op. Het constante gebonk en gejoel maakt dat ik voel dat het goedkomt. Het gaat lukken, ik voel het gelukkige gevoel door mijn aderen stromen. En dan, als de laatste minuut verstreken is, wordt mijn vermoeden werkelijkheid. Het is geluk! Ria rent snel naar haar huisje toe om taart te halen, voordat ze de stad intrekt. Voordat ze vertrekt geeft ze me nog snel een knuffel. “Ik wist wel dat je het kon.”