Terug naar hoe het was
Koen Elskamp

Diepgeworteld in het kloppende hart van de buurt Paasbos ben ik. Wanneer je mijn kant op gaat, weet iedereen precies waar je straks zult vertoeven. Esthetisch gezien ben ik misschien niet het toonbeeld van schoonheid, maar ik vervul wel een verbindende rol in de wijk. In de volksmond noemen ze me simpelweg Winkelcentrum Paasbos, al ontbreekt het mij eigenlijk aan een officiële naam. Mijn verleden kent enkele turbulente jaren, maar ik geloof dat er nu betere tijden aanbreken.

Paasbos, een karakteristieke volkswijk in het gereformeerde ‘Niekark’, beter bekend als Nijkerk. Hier wonen voornamelijk mensen op leeftijd, soms zelfs bejaard te noemen. Maar ook niet-westerse bewoners hebben hier hun plekje gevonden, waardoor mijn omgeving een smeltkroes is van culturen. Mijn dagen hier bestonden voornamelijk uit het rustig uitzitten van de tijd, met weinig opmerkelijke gebeurtenissen. Het spannendste wat ik meemaakte op een dag waren de roddels die Gerda deelde met Anita. “Chris was afgelopen zondag weer niet bij de dienst,” fluisterde Gerda. “Oh, als ik een griepje had, zou ik gewoon zijn gegaan hoor. Wat een aansteller,” kaatste Anita terug. Het was vermakelijk, maar het bood ook een inkijkje in de diverse karakters van de buurt.

In maart 2020 veranderde mijn wereld. Mensen bezochten me minder vaak. Ze werden afstandelijker naar elkaar toe. Handen schudden was verleden tijd en werd vervangen door een ongemakkelijke elleboogboks. En dan hebben we het nog niet eens over die vreemde blauw/groene flapjes voor hun mond. 

Het was wennen. Verveling sloop binnen, wat overging in overlast. Volgens de dagelijkse passanten kwamen de schavuiten niet eens uit Paasbos. Ze kwamen uit plaatsen als Spakenburg. Harde muziek met luid gedreun door de bass klonk uit hun auto’s, terwijl er een rookwalm hing met een scherpe wietgeur. De plastic zakjes met een groene rand bleven vervolgens op de grond liggen. Het waren voorbeelden van de problemen die ontstonden in mijn omgeving.

Omwonenden begonnen er steeds meer last van te krijgen en kwamen in opstand. Men noemde het de Paasbosse revolutie. De wijk was al aan het polariseren, maar dat nam alleen maar toe. Het humeur van de mensen daalde en het werd ongezellig. Meerdere keren belde Lina Idema, een buurtbewoonster, de politie. “Ze rijden er langs, maar verder doen ze niets,” zei ze. Er leek geen einde aan te komen. Het kon zo niet langer. De sfeer daalde, de onrust nam toe.

De negatieve geluiden bereikten ook de gemeente. Onder andere Matthias Blankensteijn van het CDA nam de zaak rondom mijn vestiging ter hand. Als echte Paasbosser voelde hij een zekere plicht. Hij heeft hier leren fietsen, lopen en praten. De wijk kan een opknapbeurt gebruiken, volgens hem. “Als een wijk het verdient, is het deze wel.” Tijdens de urenlange, soms slaapverwekkende, gemeenteraadsvergaderingen zette hij zich hier sterk voor in. De volledige focus erop was niet mogelijk met al het andere werk dat nog op hem wachtte.

En eindelijk gebeurde er iets om mij heen. Het eerste wat er gebeurde, was wat snoeiwerk. Het lijkt een eenvoudige ingreep, maar het bleek vrij effectief. Door de heg van struiken te verlagen, ontstond er meer ruimte voor sociale controle. Het leek echter niet genoeg, want de overlast bleef aanhouden. Nog steeds lagen de patatbakjes met harde koude patat op mijn grond. Ondertussen was Matthias druk bezig met een ander fenomeen dat volgens hem als oplossing werd gezien: de mosquito. Een apparaat dat hoog in een lantaarnpaal kon worden opgehangen en een hoge toon uitstootte, zo hoog dat alleen jongeren tot 25 jaar de toon konden horen. Bij overlastmeldingen kon het apparaat worden ingeschakeld. Ik hoop dat dit voor meer rust gaat zorgen in mijn omgeving. Als ik om me heen kijk, zie ik opgeluchte blikken. Mensen praten erover en zijn blij dat er eindelijk iets is gebeurd.

Nu, zo’n twee jaar na de onrust, lijkt het eindelijk beter te gaan. Ja, af en toe zitten er nog wat jongeren te chillen, maar dat is geen overlast. Hoewel dat voor sommige mensen al intimiderend kan zijn. Mensen moeten beseffen dat jongeren het in deze tijden ook niet makkelijk hebben. We moeten mensen wat meer in hun waarde laten. Natuurlijk, als ze hun chipzakjes en blikjes Red Bull op de grond laten slingeren, moet er iets aan gedaan worden, maar gewoon ergens zitten is geen overlast.

Ik verlang terug naar een leefomgeving waar we allemaal weer normaal met elkaar kunnen omgaan. Ongeacht leeftijd, afkomst en religie moeten we het toch met elkaar uithouden. Ik hoop dat ik in de toekomst, ook met het oog op mijn verplaatsing, een verbindende factor kan blijven zijn. Een plek waar mensen samenkomen, zodat we wat meer op elkaar blijven letten.