Koken in het donker

Wie ooit een roman gelezen heeft, is vast enigszins bekend met de schrijfstijl: het is alsof je onderdeel bent van het verhaal, als een vlieg op de muur. Verhalen moeten ervaren en gevoeld worden, maar ondertussen loopt de journalistiek achter. Nieuwsverhalen zijn vaak feitelijk, beschrijvend en droog geschreven, tot nu! Want in deze narratieve serie van Vathorst Verbindt leer je de verhalen van bekende gezichten uit de wijk kennen alsof je er zelf bij bent geweest. Meer lezen na dit verhaal? Klik dan hier!

Ronald tikt met zijn wijsvingers op het stuur van zijn Fiat Punto, het verkeerslicht boven hem kan elk moment op groen springen. Wat een rotspits naar Nijkerk, denkt hij. Vanachter de voorruit staart hij naar het kenteken van de auto voor hem. GB, 162- wacht nee, dat is het helemaal niet, denkt Ronald. Hij knippert een paar keer, misschien moet hij nog wennen aan zijn nieuwe lenzen. CD, 182 dan? Verdorie, ook niet. Het kenteken begint op een enigma te lijken. Ronald duwt de hendel naast zijn stuur omhoog om de ruitenwissers aan te zetten, maar de zwarte letters en cijfers op de felgele plaat voor hem worden niet scherper. Wat is hier aan de hand?

Een paar dagen later is het interieur van de Fiat vervangen voor een spreekkamer van de polikliniek oogheelkunde in het St Jansdal ziekenhuis.
“Meneer Van Panhuis, u heeft retinitis pigmentosa”, zegt een jonge dokter tegen de 20-jarige kok.
Voor het bureau zitten Ronald en zijn moeder met prangende ogen naar de arts te kijken.
“Wat wil dat nou zeggen?”, vraagt Ronald.
“Dat je binnen vijf jaar blind kan zijn.”
Heel even is alleen het geluid van de tikkende klok in de spreekkamer te horen.
“Maar hoe kan dat? Ik heb er nog nooit van gehoord!”
“Kijk maar naar de deur. Die deurklink zie je misschien wel, maar alles eromheen niet. Je bent tunnelblind dus.”
Ronald staat op en kijkt nog één keer goed naar de deurklink. “Kom mam, we gaan.”

Op de terugweg van het ziekenhuis beginnen de puzzelstukjes in elkaar te vallen. Hij is al veel langer tunnelblind, realiseert Ronald zich. Vanaf kinds af aan al zelfs, toen hij in het bos op kleiduif ging schieten bijvoorbeeld. “Als Panhuis ook maar één duif ziet, schiet hij ‘m gelijk kapot”, zei z’n vriend. Maar voor Ronald leken de kleiduiven steeds meer op takken en de takken op kleiduiven.

Ronald beseft dat zijn zicht niet alleen altijd al minder was, maar dat het ook steeds verder achteruit gaat. Het duurt daarom niet lang voordat de piekergedachten door zijn hoofd rondvliegen: een blinde kok, wie heeft daar nou wat aan? Gerechten serveren behoren immers tot aan de orde van de dag bij Ampt van Nijkerk, een luxehotel en -restaurant waar Ronald werkt. En daar is een goed paar arendsogen geen overbodige luxe.

‘Stoppen’ staat niet in Ronalds woordenboek, maar vanaf zijn diagnose draait hij alleen nog maar ochtenddiensten. Die zijn het makkelijkst als ik zo weinig zie, denkt Ronald. Een boterham beleggen is in ieder geval simpeler dan een hele kalkoen sausen.

In de jaren die volgen op de diagnose werkt Ronald in wel meer restaurants. In de ene als souschef, in de andere als chef-kok. Langzamerhand worden de ochtenddiensten toch weer ingewisseld voor avonddiensten. Stukje bij beetje komt Ronald erachter dat z’n beperking helemaal niet zo beperkend is. Hij besluit na een tijdje daarom weer om bij Ampt van Nijkerk te gaan werken, maar tijdens zijn sollicitatie krijgt hij toch vreemde blikken van zijn oud-collega’s.
“Ik heb van een van de koks gehoord dat je een oogziekte hebt, maar daar heb je niks over gezegd Ronald”, zegt de manager van de keuken stellig.
“Had ik dat moeten zeggen dan?”
“Het is een beperking, toch?”
“Voor mij niet. Wat moet ik dan zeggen? ‘Ik ben Ronald van Panhuis en ik heb een oogziekte’?”

Ik moet verder, denkt Ronald na z’n mislukte sollicitatie. Maar waar naartoe? Compleet afscheid van de keuken nemen, dat is uitgesloten voor hem. Maar met schort om weer voor het fornuis staan, dat is ook verleden tijd. Hij gaat op zoek naar een nieuwe baan en komt na een tijdje terecht op de salesafdeling van een horecagroothandel. Zo blijf ik toch nog een beetje op m’n favoriete plekje, denkt hij.

Maar het duurt niet lang voordat de salesafdeling toch weer vervangen wordt voor een keuken als Ronald door een oud-collega wordt overgehaald om als chef te komen werken. Dit keer is dat alleen niet in een typisch restaurant, maar in een restaurant voor mensen met een beperking in Harderwijk. Gerechten koken én mensen met een beperking begeleiden, toen Ronald nog in andere restaurants werkte vond hij dat al leuk. Elke keer als er een stagiair langskwam met een beperking zeiden de andere chefs al snel: “Geef maar aan Ronald, hij kan goed met ze omgaan.”

Dat Ronald goed kan omgaan met mensen met een beperking, komt doordat hij zelf ook een beperking heeft. Hij merkt dat hoe minder hij ziet, hoe meer hij voelt. En na verloop van tijd begint dat ook op te vallen bij de manager van het restaurant. “Zeg Ronald, is het niet eens tijd dat je er een echte begeleidersopleiding bij gaat volgen?”, vraagt zijn manager terwijl Ronald in de keuken bezig is. Opgetogen kijkt Ronald op van het keukenblad. “Natuurlijk!”, roept hij. “Dat wilde ik eigenlijk al langer.”

Vier jaar later mag Ronald zich dan sociaalpedagogisch hulpverlener én kok noemen, maar veel met die tweede titel kan hij dan niet doen als de coronacrisis uitbreekt en restaurants hun deuren moeten sluiten. Tijd voor weer wat anders dan, denkt hij. Er komen veel vacatures voorbij, maar zijn ogen blijven er bij één hangen: locatiecoördinator horeca bij zorg- en ontmoetingscentrum Hart van Vathorst, in Amersfoort. Misschien is dat wel wat, denkt hij.

Het gezoem van een elektrische rolstoel klinkt door de gangen terwijl Ronald snel achter het geluid aan loopt. Voor een grijze schuifdeur komt het gevaarte tot stilstand.
“Vind je het fijn als ik met je meega in de lift?”, vraagt Ronald.
“Ja, graag”, zegt een kleine dame met kort grijs haar in de rolstoel.
De deuren van de lift gaan open. ‘Welkom in Hart van Vathorst’, staat er boven de knoppen.
“Als het verkeerd gaat, dan tilt Ronald je wel over z’n schouders naar beneden”, lacht een verpleegkundige die langs de sluitende deuren loopt.

Als de deuren van lift openschuiven bevindt het duo zich plots in een restaurant dat Ronald sinds corona aan het opbouwen is, samen met zijn eigen dagbestedingsgroep. Ronald stapt de lift uit, gekleed in een nette trui met daaronder een gestreken wit overhemd. Op het eerste oog lijkt hij niet op een kok. En ergens klopt dat ook wel, want Ronald is tegenwoordig veel meer dan kok. In zijn contract staat ‘coaching leidinggevende’, maar wat hij allemaal doe kan je niet op papier zetten, vinden zijn collega’s.

Het is lunchtijd, maar de stoelen aan de ruim opgestelde eettafels zijn bijna allemaal leeg. Drie jaar na de eerste lockdown staan de deuren van het restaurant weer wijd open, maar in trek is de plek niet. Dat komt nog wel, denkt Ronald, zolang ik maar een klein verschil maak. Bovendien is het restaurant best nieuw en moet het nog een naam krijgen in de omgeving. Ronald probeert in ieder geval te doen wat hij kan, in een wijk waar mensen sinds de pandemie steeds minder oog voor elkaar hebben. En hoewel Ronald letterlijk steeds minder ziet, biedt hij wel perspectief.

Bron omslagfoto: Niels Kooloos