Koken in het donker

Ronald tikt met zijn wijsvingers op het stuur van zijn Fiat Punto, het verkeerslicht boven hem kan elk moment op groen springen. Wat een rotspits naar Nijkerk, denkt hij. Vanachter de voorruit staart hij naar het kenteken van de auto voor hem. TC, BU- wacht nee, dat is het helemaal niet, denkt Ronald. Hij knippert een paar keer, misschien moet hij nog wennen aan zijn nieuwe lenzen. JG, PV dan? Verdorie, ook niet. Het kenteken begint op een enigma te lijken. Ronald duwt de hendel naast zijn stuur omhoog om de ruitenwissers aan te zetten, maar de zwarte letters en cijfers op de felgele plaat voor hem worden niet scherper. Wat is hier aan de hand?
Een paar dagen later is het interieur van de Fiat vervangen voor een spreekkamer van de polikliniek oogheelkunde in het St Jansdal ziekenhuis.
„Meneer Van Panhuis, u heeft retinitis pigmentosa”, zegt een jonge dokter tegen de 20-jarige kok.
Voor het bureau zitten Ronald en zijn moeder met prangende ogen naar de arts te kijken.
„Wat wil dat nou zeggen?”, vraagt Ronald.
„Dat je binnen vijf jaar blind kan zijn.”
Heel even is alleen het geluid van de tikkende klok in de spreekkamer te horen.
„Maar hoe kan dat? Ik heb er nog nooit van gehoord!”
„Kijk maar naar de deur. Die deurklink zie je misschien wel, maar alles eromheen niet. Je bent tunnelblind dus.”
Ronald staat op en kijkt nog één keer goed naar de deurklink. „Kom mam, we gaan.”
Op de terugweg beginnen de puzzelstukjes in elkaar te vallen. Hij is al veel langer tunnelblind, realiseert Ronald zich. Vanaf kinds af aan al zelfs, toen hij in het bos op kleiduif ging schieten bijvoorbeeld. „Als Panhuis ook maar één duif ziet, schiet hij ‘m gelijk kapot”, zeiden z’n vrienden nog. Maar dat was toen al lang niet altijd het geval. De kleiduiven leken op takken en de takken op kleiduiven.
Een ander puzzelstukje valt een aantal jaar later op zijn plek als het klein kaliber wordt ingewisseld met een FN FAL-aanvalsgeweer, toen Ronald aan zijn dienstplicht begon in de luchtmacht. Op Vliegbasis Deelen in Arnhem was het aan hem om de gevechtshelikopters ’s nachts te bewaken. Maar veel van de Alouette-helikopters zag hij niet, zelfs als de nacht helder was. Pas als hij z’n felle zaklamp recht tegen die toestellen aanscheen, kwamen de rotoren in zicht. Z’n kameraden keken hem maar raar aan. „Ik ben nachtblind”, verklaarde hij toen nog.
Was hij maar nachtblind, denkt Ronald in de auto op de terugweg van het ziekenhuis. Scherpschieten in het leger hoeft hij gelukkig niet meer, maar groenten snijden en gerechten serveren behoren tot aan de orde van de dag nu Ronald kok is bij Ampt van Nijkerk, een luxehotel en -restaurant van Van Den Tweel. Daar draait Ronald vanaf zijn diagnose exclusief nog ochtenddiensten. Want de ochtenddiensten, die zijn het makkelijkst met zijn beperking, vindt hij. Ontbijt maken is in ieder geval simpeler dan een compleet diner koken.
In de jaren die volgen op de diagnose werkt Ronald in verschillende restaurants. In de ene als souschef en in de andere als chef-kok. En langzamerhand worden de ochtenddiensten toch weer ingewisseld voor avonddiensten. Stukje bij beetje komt Ronald erachter dat z’n beperking helemaal niet zo beperkend is. Hij besluit na een tijdje daarom weer om bij Ampt van Nijkerk te gaan werken, maar tijdens zijn sollicitatie krijgt hij toch vreemde blikken van zijn oud-collega’s.
„Ik heb van een van de koks gehoord dat je een oogziekte hebt, maar daar heb je niks over gezegd Ronald”, zegt de manager van de keuken stellig.
„Had ik dat moeten zeggen dan?”
„Het is een beperking, toch?”
„Voor mij niet. Wat moet ik dan zeggen? ‘Ik ben Ronald van Panhuis en ik heb een oogziekte’?”
Ik moet verder, denkt Ronald na z’n mislukte sollicitatie. Maar waar naartoe? Compleet afscheid van de keuken nemen, dat is uitgesloten voor hem. Maar met schort om weer voor het fornuis staan, dat is ook verleden tijd. Hij gaat op zoek naar een nieuwe baan en komt na een tijdje terecht op de salesafdeling van een horecagroothandel. Zo blijf ik toch nog een beetje op m’n favoriete plekje, denkt hij.
Maar het duurt niet lang voordat de salesafdeling toch weer vervangen wordt voor een keuken als Ronald door een oud-collega wordt overgehaald om als chef te komen werken. Dit keer is dat alleen niet in een typisch restaurant, maar in een restaurant voor mensen met een beperking in Harderwijk. Gerechten koken én mensen met een beperking begeleiden, toen Ronald nog in andere restaurants werkte vond hij dat al leuk. Elke keer als er een stagiair langskwam met een beperking zeiden de andere chefs al snel: „Geef maar aan Ronald, hij kan goed met ze omgaan.”
Dat Ronald goed kan omgaan met mensen met een beperking, komt doordat hij zelf ook een beperking heeft. Hij merkt dat hoe minder hij ziet, hoe meer hij voelt. En na verloop van tijd begint dat ook op te vallen bij de manager van het restaurant.
„Zeg Ronald, is het niet eens tijd dat je er een echte begeleidersopleiding bij gaat volgen?”, vraagt zijn manager.
„Natuurlijk, dat wilde ik eigenlijk al langer”, reageert Ronald opgetogen.
„Dan ga je dat gewoon doen.”
Vier jaar later mag Ronald zich dan sociaalpedagogisch hulpverlener én kok noemen, maar veel met die tweede titel kan hij dan niet doen als de coronacrisis uitbreekt en restaurants hun deuren moeten sluiten. Tijd voor weer wat anders dan, denkt hij. Er komen veel vacatures voorbij, maar zijn ogen blijven er bij één hangen: locatiecoördinator horeca bij zorg- en ontmoetingscentrum Hart van Vathorst, in Amersfoort. Misschien is dat wel wat, denkt hij.
Het gezoem van een elektrische rolstoel klinkt door de gangen terwijl Ronald snel achter het geluid aan loopt. Voor een grijze schuifdeur komt het gevaarte tot stilstand.
„Vind je het fijn als ik met je meega in de lift?”, vraagt Ronald.
„Ja, graag”, zegt een kleine dame met kort grijs haar in de rolstoel.
De deuren van de lift gaan open. ‘Welkom in Hart van Vathorst’, staat er boven de knoppen.
„Als het verkeerd gaat, dan tilt Ronald je wel over z’n schouders naar beneden”, lacht een verpleegkundige die langs de sluitende deuren loopt.

Als de deuren van lift openschuiven bevindt het duo zich plots in een restaurant dat Ronald sinds corona aan het opbouwen is, samen met zijn eigen dagbestedingsgroep. De lockdowns zijn onderhand weer verleden tijd en de deuren van het nieuwe restaurant staan weer open voor iedereen.
De stoelen aan de ruim opgestelde eettafels zijn alleen nog lang niet allemaal bezet tijdens de lunch. Dat komt nog wel, denkt Ronald. Het restaurant is immers best nieuw en moet nog een naam krijgen in de omgeving. Hij probeert in ieder geval te doen wat hij kan, ondanks zijn oogbeperking die steeds erger wordt. Ronald ziet tegenwoordig nog maar dertig procent en met de jaren gaat dat alleen maar minder worden. Maar dat maakt hem niks uit, zolang hij maar een klein verschil kan maken in een wereld die steeds meer een oogje dicht lijkt te knijpen.
Recente reacties