Hoe molenaar Alidaan een uitstervend beroep draaiende houdt

Twee zwarte kaplaarzen kraken over het grindpad aan de Molenstraat. Voordat Alidaan de stellingdeur opent, trekt hij nog snel een bruin molenaarsschort over zijn hoofd. De harde stof bedekt zijn meerkleurige flanellen blouse. Hij rommelt in de diepe zakken van het schort en vist er een timmermanspotlood en een zakmes uit. Het potlood steekt hij achter zijn oor.
Alidaan kijkt omhoog, over zijn jampotglazen heen. Als een houten kathedraal torent de Westermolen in Dalfsen boven de omliggende huizen uit. Eigenlijk is dit helemaal geen ideale plek voor een molen, weet Alidaan. Op een open veld vangt hij meer wind. Maar hier wordt hij vaker bezocht, vaker bewonderd. Vanaf de grond is het een intimiderend bouwwerk. De gigantische, met wit zeil bedekte wieken staan stil. Roerloos. De molen houdt zijn adem in. Maar van binnen leeft hij. De molen wil ontwaken. Alidaan voelt het. Hij zucht en veegt de slaap uit zijn ogen. De molen zucht mee.
Wanneer hij de stellingdeur opent, protesteren de donkergroene scharnieren en het verweerde eikenhout van de deurpost luidruchtig. Alles aan deze molen kraakt, behalve de onderdelen die er het meest toe doen. De geur van oud hout en meel dringt zijn neus meteen binnen. Het ochtendritueel kan beginnen.
10 mei. Vandaag wordt een extra lange dag voor de molenaars. Tijdens Nationale Molendag is de Westermolen ieder jaar weer het pronkstuk van het dorp. Op de molenfair barst het van de nieuwe indrukken: kraampjes, een lachende boer met rabarber, versgemaaid gras, iemand die manden vlecht. Van buiten is de molen slechts een stijlobject. Een decorstuk voor de gezelligheid van het dorp.
Alidaan is gespannen, hij zit vandaag, in zijn eentje, de hele dag binnen. Geluiden van lachende zomerjurken en kinderen die over het grasveld hollen worden gedempt door hardhout. Van binnen is de molen zeker tien graden koeler. Stof, zaagsel en meel vullen de holle ruimte. Voorovergebogen over zijn literatuur sluit Alidaan zich af van de buitenwereld. Twee keer per seconde verplaatst de gigantische schaduw van een wiek zich door de ruimte, die het dwarrelende zaagsel onzichtbaar maakt.
De blik van Alidaan glijdt langzaam over de stoffige pagina’s van zijn boek. “DE WINDMOLEN EN ZIJN ONDERDELEN”, heet het. Het is een gigantisch, ongezellig naslagwerk van 600 bladzijdes. Spil. Spoorwiel. Wipstok. Kruiwiel. Maalsteen. Halslager. Alle onderdelen van een molen staan in dit stoffige boek beschreven, met nummertjes, zonder plaatjes.
Veel focus om te studeren heeft hij niet. Alidaans gedachten liggen heel ergens anders. Hij ziet de termen staan, maar onthoudt ze niet. Soms leest hij een alinea wel drie keer opnieuw. Over een uur komen de eerste bezoekers, en vandaag zou weleens de dag kunnen zijn: een jonge knaap met vuile nagels en een nieuwsgierige blik, die na de rondleiding blijft hangen.
Een collega die voor de verandering niet binnen nu en tien jaar het loodje legt. Dat zou mooi zijn. Iemand met vingerkootjes zonder kalk die ook nog eens het beroep verstaat en waardeert. Iemand met vakmanschap. Ze zijn er wel, maar hoe vind je ze? Terwijl Alidaan elke nacht droomt over draaiende wielen en tanden, is het molenaarsvak nog altijd een uitstervend beroep. Oude balken kunnen vervangen worden, maar hoe restaureeer je een verweerde molenaar?
Plots kreunt de molen. Harder dan normaal, Alidaan herkent het meteen: het tenenkrommende geluid van knarsend, ongesmeerd hout. Hij veert overeind van zijn literatuur en klimt de trap op.
De ingewanden van de molen wachten op een commando van de molenaar. Honderden onderdelen die op het oog onmogelijkerwijs met elkaar zijn vervlochten. Tandwielen die hoeken maken van 70 graden. Metalen banden die losse stukken uitdijend balk vastknijpen als een bos bloemen. Kamwielen die grotere kamwielen aansturen en uiteindelijk samenkomen in de koningsspil: het gigantische draaiende hart van de molen. Alles hoeft slechts in beweging te worden gezet door de wind. Het hout doet de rest.
Alidaan kijkt rond op de bovenste verdieping. De Westermolen is 207 jaar oud, maar heeft een lichaam dat weigert op te geven. Houtwormen vreten hun weg door de verweerde balken. Kleinere tandwielen brokkelen langzaam af. Een klapraam met enkelglas is al jaren geleden een keer ingeslagen. Voor de molen maakt het niets uit. De molen draait door. En de molen klaagt niet. Al staat er de guurste zuidoosterwind. Het is een perfecte constructie, gevoed door varkensvet, gesmeerd door mensenhanden.
Alidaan klaagt evenmin. Nadat hij een tweede steile trap met twee tredes tegelijk opklimt, ziet en hoort hij meteen welk onderdeel voor het gekraak zorgt. Bij het horen van het geluid krommen zijn tenen in zijn laarzen. Hij zet zijn uitklapbare trapje resoluut neer en smeert het hele wiel uitvoerig met een stuk reuzel. Voorzichtig, want als het wiel plots begint te draaien neemt het zijn vingers mee. Als het wiel stopt met protesteren en weer geruisloos begint te draaien, veegt Alidaan het zweet van zijn neus en klimt het trappetje af.
De deur van de stelling staat open. Een prachtige Dalfsener zonsopgang achter het gemeentehuis groet Alidaan. Hij knakt zijn knokkels. Wanneer hij met zijn vrije hand de vang loszet, neemt de wind het meteen over. De wieken komen langzaam in beweging, en via de wipstok bedient hij het kruiwerk om de kap op de wind te zetten. De schoor houdt alles op zijn plaats. Alles werkt samen.
Toen hij nog meubelmaker was, was Alidaan al gefascineerd door ambacht. De geur die vrijkomt bij het gladschuren van een plank, de bevredigende doffe klap als twee perfect uitgerekende houtverbindingen in elkaar vallen. Het werkt meditatief voor Alidaan. Na zijn pensioen beginnen zijn vingers weer te jeuken. De geur van hout is nooit helemaal uit zijn neus verdwenen. Via via komt hij in het molenvak terecht. Het hout in een molen is anders: het heeft meer meegemaakt, meer gezien, maar de essentie van het werk is hetzelfde. De scherpe geur van zaagsel is hier net zo sterk aanwezig.
De dagen zijn lang als molenaar in opleiding. Alidaan springt vaak om 5 uur ’s ochtends al op de fiets, of als de molen onderhoud nodig heeft, nog eerder. Nog voordat de ochtendzon de wieken voorzichtig zal belichten en door de kieren van het hout zijn weg naar binnen vindt. Op dat soort ochtenden is de molen op zijn mooist, vindt Alidaan. Het onderhoud voelt niet als een taak, maar als een kunstvorm.
Vandaag is er weinig ruimte voor gemijmer. Nieuwsgierige bezoekers die de mechaniek van de molen besnuffelen, ouderen in ANWB-uitrusting die met digitale cameraatjes foto’s maken van het spoorwiel, ongeïnteresseerde wielrenners die krioelen over de losse planken en de vloer met hun klikschoentjes doen kraken: Alidaan negeert ze. Als een hoofdletter C blijft hij steevast gebogen over “DE WINDMOLEN EN ZIJN ONDERDELEN”. Het timmermanspotlood prijkt aan de bovenkant uit zijn grijze coupe.
Totdat een stel jongeren de molen toevallig binnenstrompelt. Vanaf de tweede verdieping zijn ze al te horen: Nike Airmax sneakers klinken anders op eikenhout dan gewone stappers. Op dat moment verandert er iets aan Alidaan. Een vlaag van zenuwen en kennis vormt zweetdruppels op zijn voorhoofd. Zoveel koeler is het binnen niet eens. Zodra de tieners met een hoop gegrinnik de touwladder op zijn geklommen, klapt Alidaan het naslagwerk dicht en begint te vertellen. Misschien is het deze keer raak, denkt hij.
“Dit is het kruiwiel”, “Zo werkt een maalsteen”. Drie jongens in totaal, waarvan er één vanaf het begin van zijn mini-molenles al afhaakt. Hij vist een iPhone uit zijn zwarte pufferjack en tikt iets met zijn duimen. Een kauwgomkauwer achter hem leunt achteloos tegen de steenspil.
De derde jongen staat vooraan, en even ziet Alidaan iets glinsteren in zijn ogen. Hij stelt oprechte vragen, glimlacht beleefd. Maar dan trekt de zwarte winterjas hem terug de trap af. Een laag stof dwarrelt langzaam neer op de prachtige eikenhouten wielen. Weer niemand. Alidaan kijkt omhoog, de koningsspil kijkt als een god op hem neer. Hij zucht. De molen zucht mee.
Recente reacties