Hoe molenaar Alidaan een uitstervend beroep draaiende houdt

Twee zwarte kaplaarzen kraken over het grindpad aan de Molenstraat. Voordat Alidaan de stellingdeur opent, trekt hij nog snel een bruin molenaarsschort over zijn hoofd. De harde stof bedekt zijn meerkleurige flannelblousse. Hij rommelt door de diepe zakken van het schort, en vist daar een timmermanspotlood en een zakmes uit. Het potlood steekt hij achter zijn oor.
Alidaan kijkt omhoog, over zijn jampotglazen heen. Als een houten kathedraal torent de Westermolen in Dalfsen boven de omliggende huizen uit. Eigenlijk is dit helemaal geen ideale plek voor een molen, weet Alidaan. Op een open veld vangt hij meer wind. Maar hier wordt hij vaker bezocht, vaker bewonderd. Vanaf de grond is het een intimiderend bouwwerk. De gigantische, met wit zeil bedekte wieken staan stil. Roerloos. De molen houdt zijn adem in. Maar van binnen leeft hij. De molen wil ontwaken. Alidaan voelt het. De wind zucht. De molen zucht mee.
Wanneer hij de stellingdeur opent, protesteren de donkergroene scharnieren en het verweerde eikenhout van de deurpost luidruchtig. Alles aan deze molen kraakt, behalve de onderdelen die er het meest toe doen. De geur van oud hout en meel dringt zijn neus meteen binnen en activeert zijn geheugen. Het ochtendritueel kan beginnen.
De ingewanden van de molen wachten op een commando van de molenaar. Honderden onderdelen die op het oog onmogelijkerwijs met elkaar zijn vervlochten. Tandwielen die hoeken maken van 70 graden. Metalen banden die losse stukken uitdijend balk vastknijpen als een bos bloemen. Kamwielen die grotere kamwielen aansturen en uiteindelijk samenkomen in de koningsspil: het gigantische draaiende hart van de molen. Alles hoeft slechts in beweging te worden gezet door de wind. Het hout doet de rest.
De Westermolen is 207 jaar oud, maar heeft een lichaam dat weigert op te geven. Houtwormen vreten hun weg door de verweerde balken. Kleinere tandwielen brokkelen langzaam af. Een klapraam met enkelglas is al jaren geleden een keer ingeslagen. Voor de molen maakt het niets uit. De molen draait door. En de molen klaagt niet. Hij blijft voortdurend stil. Al staat er de guurste zuidoosterwind. Het is een perfecte constructie, gesmeerd door varkensvet en mensenhanden.
Alidaan klaagt evenmin. Nadat hij de tweede steile trap met twee tredes tegelijk opklimt, zwiept hij de deur van de stelling open. Een prachtige Dalfsener zonsopgang achter het gemeentehuis groet hem. Hij knakt zijn knokkels. Wanneer hij met zijn vrije hand de vang loszet, neemt de wind het meteen over. De wieken komen langzaam in beweging, en via de wipstok bedient hij het kruiwerk om de kap op de wind te zetten. De schoor houdt alles op zijn plaats. Alles werkt samen.
Alidaan van der Hulst is 138 jaar jonger dan de Westermolen. Hij heeft witte krullen en een baard, die elke ochtend wapperen in de wind als hij over de Vecht naar de molen fietst. Alidaan is vernoemd naar zowel zijn oma als overgrootoma. Beide heetten Alidaantje. Vroeger was dat normaal. Wanneer hij zichzelf niet met speels gemak de houten trappetjes van de molen ophijst, beweegt hij in zo’n rustig tempo dat je bijna vergeet dat hij een kunstknie heeft, en na zijn pensioen nog elke dag keihard werkt.
Toen hij nog meubelmaker was, was Alidaan al gefascineerd door de ambacht van hout. De geur die vrijkomt bij het gladschuren van een plank, de bevredigende doffe klap als twee perfect uitgerekende houtverbindingen in elkaar vallen. Het werkt meditatief voor Alidaan. Na zijn pensioen beginnen zijn vingers weer te jeuken. De geur van hout is nooit helemaal uit zijn neus verdwenen. Via via komt hij in het molenvak terecht. Het hout in een molen is anders: het heeft meer meegemaakt, meer gezien, maar de essentie van het werk is hetzelfde. De scherpe geur van zaagsel is hier net zo sterk aanwezig. En als ergens ambacht is terug te zien. Is het in een korenmolen.
Spil. Spoorwiel. Wipstok. Kruiwiel. Maalsteen. Halslager. Het eerste dat je als molenaar in opleiding dient aan te schaffen: “DE WINDMOLEN EN ZIJN ONDERDELEN”. Een gigantisch, naslagwerk van 600 pagina’s. Alle onderdelen van een molen staan in dit stoffige boek beschreven, met nummertjes, zonder plaatjes. Niet alleen van de korenmolen, de molen van Alidaan, maar ook van handmolens, watermolens, rosmolens, en industriemolens. Gelukkig hoeft Alidaan niet alles uit zijn hoofd te kennen. De meeste kennis putten molenaars uit boeken zoals deze. Maar als de koningsspil gesmeerd moet worden, of als het bovenwiel onverklaarbaar begint te kraken, moet hij wel precies weten waar hij zijn uitklapbare trapje neer moet zetten.
De dagen zijn lang als molenaar in opleiding. Alidaan springt vaak om 5 uur ’s ochtends al op de fiets, of als de molen onderhoud nodig heeft, nog eerder. Nog voordat de ochtendzon de wieken voorzichtig zal belichten, en door de kieren van het hout zijn weg naar binnen vindt. Op dat soort ochtenden is de molen op zijn mooist, vindt Alidaan. Het onderhoud voelt niet als een taak, maar als een kunstvorm.
10 mei. Vandaag wordt een extra lange dag voor de molenaars. Tijdens Nationale Molendag is de Westermolen ieder jaar weer het pronkstuk van het dorp. Op de molenfair barst het van de nieuwe indrukken: kraampjes, een lachende boer met rabarber, versgemaaid gras, iemand die manden vlecht. Van buiten is de molen slechts een stijlobject. Een decorstuk voor de gezelligheid van het dorp.
Alidaan zit vandaag, in zijn eentje, de hele dag binnen. Geluiden van lachende zomerjurken en kinderen die over het grasveld hollen worden gedempt door hardhout. Van binnen is de molen zeker tien graden koeler. Stof, zaagsel en meel vullen de holle ruimte. Voorovergebogen over zijn literatuur sluit Alidaan zich af van de buitenwereld. Twee keer per seconde verplaatst de gigantische schaduw van een wiek zich door de ruimte, die het dwarrelende zaagsel onzichtbaar maakt.
Nieuwsgierige bezoekers die de mechaniek van de molen besnuffelen, ouderen in ANWB-uitrusting die met digitale cameraatjes foto’s maken van het spoorwiel, ongeïnteresseerde wielrenners die krioelen over de losse planken en de vloer met hun klikschoentjes doen kraken: Alidaan negeert ze. Als een hoofdletter C blijft hij steevast gebogen over “DE WINDMOLEN EN ZIJN ONDERDELEN”. Het timmermanspotlood prijkt aan de bovenkant uit zijn grijze coupe.
Totdat een stel jongeren de molen toevallig binnenstrompelt. Vanaf de tweede verdieping zijn ze al te horen: Nike Airmax sneakers klinken anders op eikenhout dan gewone stappers. Op dat moment verandert er iets aan Alidaan. Een vlaag van zenuwen en kennis vormt zweetdruppels op zijn voorhoofd. Zoveel koeler is het binnen niet eens. Zodra de tieners met een hoop gegrinnik de touwladder op zijn geklommen, klapt Alidaan het naslagwerk dicht en begint te vertellen. Misschien is het deze keer raak, denkt hij.
Een collega die niet binnen tien jaar in een urn verandert. Dat zou mooi zijn. Iemand met vingerkootjes zonder kalk die ook nog eens het beroep verstaat en waardeert. Een jonge knaap met vakmanschap. Ze zijn er wel, maar hoe vind je ze? Terwijl Alidaan elke nacht droomt over draaiende wielen en tanden, is het molenaarsvak nog altijd een uitstervend beroep. Oude balken kunnen vervangen worden, maar hoe restaureeer je een verweerde molenaar?
“Dit is het kruiwiel”, “Zo werkt een maalsteen”. Drie jongens in totaal, waarvan er één vanaf het begin van zijn mini-molenles al afhaakt. Hij vist een iphone uit zijn zwarte pufferjack en tikt iets met zijn duimen. Best een mooi ding, denkt Alidaan. Zelf heeft hij alleen een Blackberry. Een kauwgomkauwer achter hem leunt achteloos tegen de steenspil.
De derde jongen staat vooraan, en even ziet Alidaan iets glinsteren in zijn ogen. Hij stelt oprechte vragen, glimlacht beleefd. Maar dan trekt de zwarte winterjas hem terug de trap af. Een laag stof dwarrelt langzaam neer op de prachtige eikenhouten wielen. Weer niemand. Alidaan kijkt omhoog, de koningsspil kijkt als een god op hem neer. Hij zucht. De molen zucht mee.
Recente reacties