Van ivoren toren naar de wijk: stadsdeelcentra dichter bij de inwoners

Vanuit een ivoren toren regeren. Het is een veelgehoorde kritiek op hoe inwoners vinden dat beleid wordt gemaakt en regels worden bedacht. Om dat gevoel weg te nemen, besloot de gemeente Enschede dat ambtenaren dichter bij de mensen moesten komen. De stadsdeelcentra moeten niet alleen het kloppende maatschappelijke hart zijn van een stadsdeel, maar ook een plek waar inwoners direct geholpen kunnen worden met hun vragen. “Wij willen dichter bij de bewoners zijn en de brug vormen tussen beleid en uitvoering”, vertelt Pieter Jan Roetenberg, wijkregisseur voor stadsdeel West.

De rol van een wijkregisseur
Roetenberg is wijkregisseur voor Bruggert-Noord, Josink Es, Stadsveld-Zuid, Twekkelo en ’t Zwering. Onder Stadsveld-Zuid valt ook de wijk Pathmos. “Ik behandel – net als de andere wijkregisseurs – geen individuele casussen. Mijn werk richt zich op een breder scala aan onderwerpen, zoals buurtcentra, speelplaatsen en ruimtelijke ordening. We kijken naar trends en ontwikkelingen in specifieke wijken, zoals Pathmos.”

Pathmos: een wijk met uitdagingen
De honderd jaar oude wijk Pathmos kent zijn eigen uitdagingen. Ooit gebouwd om betaalbare woningen te bieden aan de groeiende arbeidersbevolking in de textielindustrie, veranderde de wijk drastisch toen de fabrieken rond de jaren zestig hun deuren sloten. De werkloosheid steeg en daarmee kwamen sociale problemen en verpaupering.

Vandaag de dag is Pathmos nog steeds een van de armere wijken in Enschede. Het gemiddelde inkomen per inwoner ligt op slechts 19.000 euro, ver onder het gemiddelde inkomen van 24.300 euro in de stad. Zestien procent van de huishoudens in Pathmos moet rondkomen van het sociale minimum.

De Boei: stadsdeelcentrum in het hart van Pathmos
Het stadsdeelcentrum van stadsdeel West is gevestigd in Pathmos, en dat is geen toeval. “De gemeente had dit gebouw al in bezit,” legt Roetenberg uit. “Na een korte renovatie is het omgebouwd tot stadsdeelcentrum.”

Toch ziet Roetenberg ook nadelen. “Voor sommige inwoners is het een drempel om naar Pathmos te komen voor een gesprek. Maar dat zou net zo goed een probleem zijn geweest als we het stadsdeelcentrum in Stadsveld hadden gevestigd. Waar we een centrum neerzetten, hangt af van jarenlange verzamelde data. We kiezen de plek waar we het meeste kunnen betekenen. Inmiddels hebben we ook een satellietlocatie in Boswinkel. Mocht de data uitwijzen dat we meer in Stadsveld aanwezig moeten zijn, dan richten we daar een dependance in. Dat is hoe ons beleid werkt: één hoofdlocatie met eventueel aanvullende dependances, afhankelijk van de behoefte.”

Persoonlijke aandacht in het wijkcentrum
Naast de grote beleidslijnen wordt in het wijkcentrum ook persoonlijke hulp geboden, vooral via de wijkteams. Deze teams ondersteunen inwoners met uiteenlopende vragen, van zorgaanvragen tot hulp bij het aanvragen van een uitkering. Nathalie Vernerius, een wijkteammedewerker, vertelt: “We proberen steeds beter in kaart te brengen wat er speelt in de wijk. Bewoners komen bij ons met een vraag en wij helpen ze verder. Dat kan alle kanten op. Sommige zaken vragen om specialistische hulp, terwijl andere vragen binnen bestaande projecten passen. Wij pakken het samen op als team. Als ik ergens minder verstand van heb, schakel ik mijn collega in.”

Sinds de decentralisatie in 2015, waarbij veel taken van de landelijke overheid naar gemeenten gingen, is deze aanpak in Enschede verder ontwikkeld. “Alle hulpvragen worden op vrijwillige basis behandeld. Niemand wordt gedwongen om hulp te accepteren. Het moet echt vanuit de bewoner zelf komen,” benadrukt Vernerius.

Werkt het?
De komst van het stadsdeelcentrum in Pathmos lijkt de wijk nieuw leven in te blazen. Hoewel het gevoel van de ‘ivoren toren’ nog niet helemaal verdwenen is, worden er stappen gezet om bewoners dichter bij beleidsmakers te brengen.

“Onze vorige locatie aan de Dennenweg was een soort onneembare vesting,” herinnert Roetenberg zich. “Je kwam er alleen als je een afspraak had met de gemeente. Het had geen wijkfunctie. Daarom zochten we een plek waar mensen vanzelf samenkomen, en waar ambtenaren toevallig ook aanwezig zijn om vragen te beantwoorden. Dat is bijvangst, maar wel precies wat we wilden. Het ivoren torengevoel kregen we daar niet weg. Hier in De Boei is dat gevoel verdwenen. Zelfs als de ambtenaren er niet zijn, is er nog reuring en een gemeenschap.”