In een dorpje ver in het noorden van het land woont Agnes Agricola. In een plaats ten noorden van het Friese Sneek: Scharnegoutum. Al bijna haar hele leven is ze hier te vinden. 41 jaar. Ze is één van de 1.630 inwoners en inmiddels een echte Sûkerfretter. Grijs, kort, stijl haar. Een blauwe bril met zilveren sieraden, armbanden, oorbellen en een ketting. Dit jaar is ze 67 jaar geworden en sinds een jaar met pensioen. ‘Thee, koffie of een biertje?’, vraagt ze. Ze zet de waterkoker aan en pakt de bak met theesmaakjes.

Hoe ik hier gekomen ben? Voor de liefde. Ja, ik ben voor de liefde hierheen verhuisd. Oorspronkelijk kom ik namelijk uit Sint-Nicolaasga, wat ver onder Sneek ligt. Hier begon het allemaal op de Glastra van Loonstraat 10, waar ik vijftien jaar heb gewoond met mijn man. Samen hebben we twee kinderen gekregen, twee meiden. De andere 26 jaar heb ik in het huis ernaast gespendeerd, nummer 12, voornamelijk alleen, niet meer met de man van mijn kinderen. Nu heb ik een andere, fijne relatie en gaan we graag weg met de camper. Niet samenwonend, alleen in de camper. Agnes glimlacht als ze eraan denkt. Ze pakt de theepot en schenkt voor ons beide zwarte thee in. Ze kijkt bedenkelijk als de vraag wordt gesteld hoe het leven toen was voor haar.  

Er is veel gebeurd in de tijd dat ik hier heb gewoond. Iets wat mij het meeste is bijgebleven, is de Fryske Krite. De Fryske Krite was een toneelclub vroeger in het dorp. Ik kwam daar regelmatig, met ‘het buurtje’. Alleen de vrouwen, de mannen wilden niet. Wat was dat ook prachtig. Uiteindelijk kwam ik dus zelf bij de club. Zij signaleerden mij waarschijnlijk destijds; ze zagen wel dat ik er vaak kwam. Ik werd notulist van de toneelclub tijdens de vergaderingen. Dan gingen we langs de deuren om de contributie op te halen, kan je het je voorstellen? Als ik nu jong was geweest, dan was ik begonnen met toneel spelen, dat weet ik zeker. Ik had het ook wel gekund, maar goed, ik werd gevraagd voor het bestuur en was ook al 40, dus ik was er wat te oud voor. Ik weet nog heel goed op Koninginnedag, we deden het vossenspel. Toen moest ik ook een keer helemaal in de schmink, verkleed als oud vrouwtje. Krom en een grijs pruikje op. Ze herkenden mij niet. Eén man liet mij voor en zei: ‘ga maar mevrouwtje’. Ze dachten dus echt dat ik een oud vrouwtje was en toen dacht ik: ‘Dit is toch mijn roeping geweest?’ Ja, toneel, dat vind ik geweldig. Als Agnes terug kon in de tijd had ze dat gedaan, op het toneel staan. Misschien was het dan wel heel anders gelopen allemaal. Dan had ik daar zelf gestaan, op het podium in het dorpshuis, pruikje op, in de schmink, zingen, dansen. Heerlijk.

Mijn kinderen waren in die tijd al wat groter, pubers. Die kon ik dan best een avondje alleen laten. Want we oefenden één keer in de avond en later twee avonden in de week. We hadden ook één keer in de vier of zes weken een vergadering. Ik stond zelf dus niet op het toneel, maar was wel elke keer bij de repetities, want ik wilde toch weten hoe het ging. Ik leefde mij helemaal in. Ieder dorp had zijn eigen toneelvereniging en wij hadden contact met alle clubs rondom Sneek. De uitnodigingen voor de toneelavond werden dan in februari verstuurd en dan konden wij bij hen de toneelstukken bekijken en zij bij ons. We hebben jaren gehad dat de zaal twee avonden helemaal vol zat, 300 man in het dorpshuis. Helemaal opgepropt. Zelfs de achter schuifdeur lieten ze nog open, dan konden ze vanaf buiten nog kijken. Later werden dat wel minder helaas.

Agnes neemt een slok van haar thee. Ze kijkt naar buiten en glimlacht. Het was een bloeiende vereniging met veel leden. Dat kan je je nu niet meer voorstellen hè? We huurden de boekjes voor de voorstelling bij Afûk in Leeuwarden. Een soort boekhandel op het gebied van de Friese taal en cultuur. Dan waren we alle boekjes aan het doorspitten naar een leuk stuk. Alles voor één avond in het jaar. Tsja en op een gegeven moment begon het een beetje dood te bloeden eigenlijk. De Fryske Krite was niet meer wat het was, zoals wel meer in het dorp hè?

Agnes moet graven in haar geheugen, bedenkelijk kijkt ze om haar heen. Hoe ging dat ook alweer? Hoe kwam er een einde aan de club? Het is niet helemaal helder meer, maar op een gegeven moment stapte het bestuur op en moest er een nieuwe komen. Of wij er de fout mee in zijn gegaan weet ik niet. Achter mij woonde een heel creatieve vrouw, ik wil haar niet de schuld geven, maar ze begon eigen toneelstukken te schrijven. Toen dacht ik, ik weet het niet…

De laatste jaren is er gewoon geen toneel meer. Officieel moet de vereniging ook nog bestaan en er is ook nog geld ergens. Het werd te oudbollig. We schreven het zelf en haalden alles bij de kringloopwinkel. Bloemetjes jurken, pruiken op, schortje, maar dat was gewoon zo in die tijd. Het toneel was gewoon oubollig. Er zaten ook wel jongeren bij, we hebben ook een jong meisje van 17 gehad. Zij was heel verlegen maar speelde prachtig. Maarja, dan gaan ze studeren en dan ben je ze weer kwijt. De tijd was tien tot twintig jaar geleden gewoon echt anders. Met de komst van al die sociale media en digitalisering. Tijden veranderen nou eenmaal. Dat zie je bij meer organisaties in het dorp en het dorpshuis. Alles is natuurlijk ook vrijwillig, we deden het toen ook met elkaar. Maar tegenwoordig is er gewoon minder animo voor, dus dan zijn vrijwilligers ook niet meer enthousiast genoeg om dingen te organiseren. Mensen zijn meer op zichzelf. Na een lange werkdag hebben mensen tijd voor zichzelf nodig, ze kijken televisie, een serie of film, weet je wel. Ze hebben toch geen tijd meer voor dit soort dingen?

Agnes schudt langzaam met haar hoofd en je ziet het gemis in haar ogen, een gemis van die tijd. Een tijd waarin je meer met elkaar bezig was en een gevoel had dat je ergens bij hoorde. Een tijd waarbij je uitkeek naar voorstellingen, optochten en feesten. Een tijd waar het niet draaide om geld, maar iets doen voor een ander, voor elkaar. Een tijd waarin je niet netflixte of bezig was met werk. Een tijd met minder druk van de buitenwereld en lekker leven in je eigen bubbel. Maar dat is niet meer. Tijden veranderen.