Stigma ‘hangjeugd’ in Wesselerbrink achterhaald? ‘Verschil met vijf jaar geleden is groot’

Foto van links naar rechts: Sami Razzaki, jongerenwerker Mario de Logu en Kaan @Reinier van Willigen

De zuidwijken bestaan bijna zestig jaar. Wat ooit dé toekomst moest zijn voor jonge gezinnen mondde uit in wijken met wisselende reputaties. Is dat terecht? Of is het zoals zo vaak: de buitenwereld ziet vooral de ellende, de bewoners juist de zegeningen. Vijf studenten van de school van Journalistiek Windesheim in Zwolle dompelen zich onder in de grootste wijk: de Wesselerbrink.

Jongeren zorgen voor minder overlast in de Wesselerbrink, zien jongerenwerkers en de politie. Cijfers ondersteunen dit. “Het beeld over de jeugd in de Wesselerbrink verbaast me, ik denk dat het wat achterhaald is”, vertelt Sami Razzaki (16), al bijna heel zijn leven te vinden in de wijk.

Jongerenwerker Mario Delogu (48) vindt,  net als Sami, dat de jeugd in de Wesselerbrink een te negatief label opgeplakt krijgt. Dat komt ergens vandaan: “Tien jaar geleden stond deze wijk namelijk bovenaan als het gaat om jeugdcriminaliteitcijfers”, vertelt Delogu, al twintig jaar werkzaam in de Wesselerbrink.

Volgens hem gaat het beter met de jeugd nu. En het is rustiger op straat, bevestigen cijfers van een onderzoeksbureau voor de gemeente. Ten eerste minder overlast: in 2020 kreeg de politie 660 meldingen binnen, in 2023 waren dat er 401. Ook zijn er minder meldingen van vernieling (van 89 naar 73).

In de Wesselerbrink wonen veel gezinnen met een kleine beurs, geeft Delogu aan. Bij jeugd met ouders die op financieel gebied weinig te besteden hebben, ligt criminaliteit op de loer, ziet hij. “Jongeren krijgen op financieel gebied dan weinig mee. Vervolgens ga je op andere manieren proberen geld te verdienen. Snel geld”, concludeert Delogu, doelend op onder meer de handel in drugs of diefstal. “Iemand die vatbaar is voor veel geld, trapt dan in de val.”

‘Verschil met 5 jaar geleden is groot’

Sami hangt regelmatig rond in de Wesselerbrink. Hij volgt een opleiding op het ROC van Twente en voetbalt bij FC Suryoye-Mediterraneo. Wat doet hij om weg te blijven van criminaliteit? “We focussen ons op voetballen, school en het geloof (Sami is moslim, red). Dat zijn hele belangrijke dingen.”

“Als jongerenwerker krijg je niet alles mee, ze vertellen je niet alles. Zo gek zijn ze niet”, vervolgt Delogu. “Maar op momenten dat je ze spreekt, leg je ze scenario’s voor. ‘Joh, wees je bewust van de gevaren, de keerzijdes’. De meesten hebben niet in de gaten wat het voor ze betekent als ze gepakt worden. Ze denken allemaal: mij gebeurt het niet, ik word rijk. Ik probeer ze de risico’s mee te geven.”

Dat kan helpen, denkt Delogu. Maar voor betere cijfers heeft de jongerenwerker ook een relatief simpele reden. “Er is gewoon minder jeugd op straat. Tien jaar geleden hingen er elke avond ongeveer 200 jongeren in de wijk. Dat is anders nu, met de komst van social media en bijvoorbeeld een Playstation. Ze spreken vaker online af.”

Sami spreekt ook vaker online af met vrienden. “Het verschil tussen 5 jaar geleden en nu is heel groot. We proberen nog steeds veel naar buiten te gaan, maar door social media, computers ga je gewoon minder naar buiten.”

Geheim recept: aanwezig op scholen

Wijkagenten vinden een nieuwe aanpak op basis- en middelbare scholen ook een reden. Sinds ongeveer drie jaar komen zij en jongerenwerkers regelmatig over de vloer daar.

Yusuf Oztas, wijkagent in de Wesselerbrink, legt uit: “Dat noemen we: aan de voorkant investeren. Dan leren we veel kinderen al kennen. Vroeger schrokken ze: “oh politie!”. Nu komen we binnen, ze kennen ons en geven een highfive.” De politie wil “benaderbaar” zijn. “Op het moment dat kinderen je goed kennen, zullen ze je eerder als vertrouwenspersoon zien en dingen vertellen, ook over bijvoorbeeld thuissituaties.”

En het draagt bij aan de rust in de wijk. Recent nog kreeg Oztas een melding van een groep jongeren die iemand lastig viel. “Toen we daar kwamen, kenden we het grootste gedeelte van de groep. Ik zei: ‘jou ken ik’. Eén van de jongens reageerde: ‘Wij kennen u ook wel’. We spraken ze natuurlijk toe, want ze waren aan het klieren. Doordat je ze al kent, is het veel gemakkelijker communiceren én zijn problemen veel eerder opgelost.”

Delogu is het daarmee eens: “Je krijgt ook sneller grip op jongeren. Als het niet goed gaat met iemand zie je dat het snelst op school: cijfermatig of ze hebben een grote bek. Dat zijn belangrijke signalen. Dan ga ik er mee aan de slag.”

‘Wees niet bang voor ons’

Delogu hoort nog altijd veel geluiden van buurtbewoners die angst ervaren van hangjeugd. “Soms zijn mensen vergeten dat ze zelf ook jong zijn geweest. Dat je in de puberteit helemaal niet aan de buurt denkt, je hangt lekker met elkaar: lachen, gieren, brullen. Jongeren hebben niet door dat je dan lawaai maakt terwijl veel mensen misschien ‘s ochtends weer vroeg naar werk moeten.”

Sami vervolgt: “Ik snap wel dat een ouder persoon soms wat angstig is als wij met twintig jongeren op een voetbalveldje staan, een beetje lachen, wat drinken. Maar maak gewoon een praatje, dan kan er denk ik weinig mis gaan.”

Vanuit de politie klinkt een vergelijkbaar verhaal. “Hangjeugd is niet altijd fout”, is Oztas van mening. “We hebben allemaal weleens gehangen op de hoek van de straat. Hangjeugd is wat anders dan jongeren die bewust vernielingen veroorzaken of drugs dealen.”

“En ja”, besluit Sami nuchter. “Er zitten soms rotte appels tussen, maar over het algemeen zie ik dat minder.”

Uitdagingen

Hoewel er duidelijke vooruitgang geboekt is als het gaat om jeugdproblematiek in de Wesselerbrink (en de andere zuidwijken), blijven er zorgen. Dat ziet ook de 16-jarige Sami. “Tuurlijk zitten er weleens rotte appels tussen.” Delogu vervolgt: “Natuurlijk kun je niet iedereen behoeden voor een misstap.” En de cijfers laten, ondanks een daling, zien dat er ook regelmatig nog politie moet optreden in de wijk. “Maar de Wesselerbrink valt minder op dan eerst.”

Er is nog een andere grote uitdaging. Delogu: “De meeste jongeren die wij treffen bij activiteiten zijn ‘out-going’, niet angstig. We missen een heleboel jongeren die heel veel op hun slaapkamer zijn: gamen of sociaal onhandig zijn, niet zo veel vriendjes hebben. Krijg die maar eens achter de voordeur weg. Daar is nog wel een wereld te winnen.”

“Soms krijg je van wijkcoaches signalen”, vervolgt de jongerenwerker. Wijkcoaches komen ‘achter de voordeur’ en voeren veel gesprekken met gezinnen. “Wij proberen dan te kijken of we meerdere jongeren hebben die met hetzelfde probleem zitten en zo proberen we een soort gelijke ontmoetingsgroep te creëren. Dat wil nog wel eens werken. Maar er zijn zoveel jongeren die we nog niet kennen.”