Sjors in Keizerslanden

Het is een warme maandagavond in Keizerslanden. De zon prikt voorzichtig tussen de flatgebouwen door als Sjors Oostveld zijn jas dicht ritst en zijn eerste stappen zet door de straten van Keizerslanden. Hij groet een voorbijganger, knikt naar een jonge moeder met kinderwagen. Iedereen lijkt hem te kennen. En dat is niet zo vreemd. Sjors is jongerenwerker bij Raster en al vier jaar een vaste waarde in de wijk. “Ik loop hier eigenlijk elke dag. Niet omdat ik moet, maar omdat ik wil weten hoe het écht met ze gaat.”

Sjors kent de wijk als zijn broekzak. Elk steegje, elke stoeptegel lijkt voor hem een herinnering te dragen. Niet zelden wordt hij onderweg aangesproken. Soms voor een kort praatje, soms voor iets groters. “Mensen willen gewoon gehoord worden. En als je hier al zo lang rondloopt als ik, dan weten ze je vanzelf te vinden.”

We steken samen het plein over bij het winkelcentrum. Een paar jongeren hangen rond bij de fietsenstalling. Sjors stapt op ze af, geeft een boks. “Alles chill?” Eén van hen haalt zijn schouders op. Geen uitgebreid gesprek vandaag, maar de blik in zijn ogen zegt genoeg. Sjors houdt het in de gaten. “Soms zit er iets achter wat je niet meteen ziet.” Hij kent de signalen. Een afgewende blik, een te grote mond, of juist stilte. “Dat zijn de momenten waarop je moet opletten. Niet oordelen, maar aanwezig zijn.”

Dan klinkt er een stem van achter. Twee jongens komen aangereden op een fiets en houden naast ons halt. “He Sjors, hoe is het?” Sjors lacht en geeft ze een boks. Eén van de jongens blijft hangen, zijn blik iets serieuzer. “Ik heb erg veel last van mijn thuissituatie,” zegt hij ineens. Het komt zonder omhaal. Geen grapje, geen omweg. “Mijn vader slaat me soms. En ik heb het gevoel dat niemand me ziet.” Sjors reageert rustig. Geen schrik, geen oordeel. “Je weet dat je me altijd kan bellen, hè?” zegt hij. De jongen knikt. Even is het stil. Dan fietst hij verder, zijn maatje zwijgend naast hem. Als we doorlopen vraag ik: “Heb je vaker dit soort gesprekken?” Sjors kijkt voor zich uit, handen in zijn jaszak. “Niet vaak,” zegt hij. “Maar wel te vaak.”

We lopen langs een rij huizen waar Go Ahead Eagles-vlaggen nog in de tuinen wapperen. “Die vlaggen,” zegt Sjors glimlachend, “zijn soms het startpunt van een gesprek. Terwijl een man en vrouw de vlaggen aan het opruimen zijn, ontstaat er een gesprek over het afgelopen weekend. “Wat was het mooi hé, die finale.”

Voor Sjors zijn die alledaagse momenten de bouwstenen van vertrouwen. Hij wijst op een plek verderop, waar een incident plaatsvond. “Daar heb ik ooit een jongen aangesproken omdat hij lastig deed. Bleek dat hij een wapen bij zich had. Mijn hart sloeg over. Maar ik deed niks. Niet om hem te beschermen, maar om mezelf en mijn relatie met de wijk niet te verliezen.” De afweging is lastig. “Als ik toen ingegrepen had, was het misschien geëscaleerd. En dan ben je je positie kwijt. Dan ben je niet meer de gast die je kan vertrouwen.”

In het gebouw van Raster is het dinsdagmiddag inloop. Jongeren komen binnen voor een potje FIFA of om te darten. Sommigen komen vooral voor de cola en een veilige plek. Anderen om even hun verhaal kwijt te kunnen. “Hier bouwen we aan vertrouwen. Je kunt niet van jongeren verwachten dat ze zomaar hun leven omgooien. Je moet ze eerst leren kennen.”

Sjors laat zien hoe het werkt. Geen opgeheven vingertje, geen pasklare oplossing. “Het begint allemaal bij contact. Dat ze weten dat jij er bent, ook als het even niet goed gaat. Juist dan.”

Binnenkort gaat Sjors zeilen met een groep kwetsbare jongeren. Een week op de Oostzee. Weg uit de wijk, weg van stress en straat. “Het wordt intens,” zegt hij. “Maar ik hoop dat ze op zee iets vinden wat ze hier misschien zijn kwijtgeraakt: ruimte. In hun hoofd, in hun leven.” Hij gelooft dat een verandering van omgeving ook mentaal iets kan openen. “Soms moet je afstand nemen om jezelf weer te kunnen zien.”

In de voorbereiding op zo’n reis komt veel kijken. Van het kiezen van de groep tot gesprekken met ouders, het regelen van spullen, en zorgen dat alles veilig verloopt. “Maar het is het waard. Elke keer weer.”

Als we teruglopen richting de bibliotheek, klinkt er vanaf een balkon: “Sjors! Wanneer kom je weer FIFA spelen?” Hij lacht, zwaait. “Altijd mooi als je gemist wordt.” Het lijkt een simpele opmerking, maar voor Sjors betekent het veel. Het laat zien dat hij ertoe doet, dat zijn aanwezigheid betekenis heeft.

In Keizerslanden is geen dag hetzelfde. Er zijn zorgen, ruzies, successen, kleine overwinningen. Maar zolang Sjors er loopt, is er in elk geval iemand die kijkt, luistert, en er is. Iemand die de jongeren niet alleen ziet als een ‘probleemgroep’, maar als mensen met verhalen, talenten en dromen.

“Ik ben geen hulpverlener in de klassieke zin,” zegt hij tot slot. “Ik ben gewoon Sjors. En soms is dat al genoeg.”