Jouw acties beïnvloeden mij

Terwijl ik ’s morgens van mijn noodzakelijke rustmoment geniet komt de zon langzaam op. De herfst komt er al aan, maar ik kan nog net een T-shirtje aan terwijl ik mijn rondje doe met de hond. De prettige chaos van het opstartende Krakeel gaat langs me heen terwijl een ochtendbriesje in mijn gezicht blaast. Mijn wijk, Krakeel, staat nogal bekend als slechte wijk met veel hangjeugd en overlast. Gelukkig zijn die jongeren tegen mij altijd vriendelijk, bedenk ik me. Al blijft er altijd wel iets van angst in je achterhoofd spelen dat er een keer wel iets misgaat. Met mijn hartproblemen zou dat nog wel eens ernstige gevolgen kunnen hebben. Het is een gedachte die ik zoals altijd wel opzij weet te schuiven, want ik heb weer zin om naar werk te gaan!

Ik stap de auto in wanneer ik me bedenk dat ik iets belangrijks ben vergeten. Mijn hartmedicatie! Dat vergeet ik wel vaker, gelukkig doet de auto me er altijd aan herinneren. Vroeger liep ik namelijk altijd naar werk, maar tegenwoordig is dat te intensief voor mijn hart. Zeker de terugweg is na een dag gewerkt te hebben te veel. Ik haast me naar binnen en neem de medicijnen. Nu is het dan echt tijd om naar werk te gaan, straks kom ik nog te laat ook. Ondanks dat ik me besef dat de stress die het werken me oplevert niet bijdraagt aan de situatie met mijn hart, wil ik toch naar werk gaan. Ik vind het belangrijk om ook mijn steentje bij te dragen aan de maatschappij. Dat is me het risico meer dan waard.

Terwijl ik de supermarkt binnenloop dringt de geur van vers brood direct mijn neus binnen. Opgewekt leg mijn spullen in mijn kluisje en neem plaats achter de kassa. Zo, de dag kan beginnen. Het is een rustige dag net zoals elke dinsdag. De meeste mensen die komen winkelen op de dinsdagmiddag zijn vaste klanten, en daar maak ik dan ook graag een praatje mee. De klanten zijn vriendelijk en ik voel me fijn. Maar opeens hoor ik een hoop kabaal vanuit de ingang van de winkel komen en kijk ik om. Een groep jongens staat bij de ingang te praten met mijn baas. Ik herken de jongeren gelijk. Ik zie ze wel vaker. Als ik ’s avonds een rondje met de hond loop kom ik ze vaak tegen in het parkje. Altijd zijn ze vriendelijk tegen me. Maar nu is hun houding anders.

Een van de jongens wil naar binnen met een elektrische step. Hier gaat gedoe van komen, denk ik gelijk. “Ho jongens, zouden jullie de step buiten willen laten staan?”, vraagt mijn baas de jongens. “Ik ga die step toch niet buiten laten staan, weet je niet hoe duur zo’n ding wel niet is?”, snauwt de eigenaar van de step. “Kan je hem dan niet op slot zetten? Of anders zelf even buiten wachten?”. De jongen schudt heftig zijn hoofd. De andere jongens genieten van de onenigheid, met een grote grijns aanschouwen ze het conflict tussen hun maat en de winkeleigenaar. Ik krijg het er benauwd van, als dit maar niet escaleert.

Al discussiërend met mijn baas komt het groepje dichter bij mijn kassa. De jongen praat steeds harden en zijn gezicht wordt steeds roder. Van mijn baas moet hij de winkel uit, maar de jongen wil nog wat kopen. Hij blijft weigeren om de step buiten te zetten. “Jij koopt helemaal niks hier, jij gaat nu naar buiten”, roept mijn baas tegen de jongens. Op dat moment kijkt iedereen in de winkel naar het tafereel. Het conflict heeft de volledige regie over de stand van zaken. De andere jongens beginnen zich er ook mee te bemoeien. “Laat hem toch joh, wat is de step nou voor probleem”, zeggen ze afkeurend. Op dat moment kijkt de jongen met de step mij recht aan. Ik ken deze jongen al vanaf baby af aan en ik denk: ‘Oh nee hé, niet jij’. Het doet me pijn om hem zo te zien. Ik durf ook niks tegen de jongen te zeggen. Ik voel me machteloos, met mijn hartproblemen heb ik geen puf om er tegenin te gaan. Al zou ik dat wel willen. Dit probleem moet namelijk zo snel mogelijk worden opgelost.

De discussie blijft maar voortduren zonder dat een van de partijen bereid is toe te geven. Mijn baas had gelijk moeten zeggen dat ze weer naar buiten moeten, dacht ik. Je moet niet de discussie aan willen gaan met kinderen van deze leeftijd. Zowel mijn baas als de jongen verheffen hun stem beetje bij beetje, en een van de aanwezige klanten maakt een opmerking. Wat ze zei kan ik niet precies verstaan, maar de opmerking werd gelijk afgekapt met een: “Bemoei je er niet mee!” Vanuit de jongen. Hoe kan dit nou zo uit de hand lopen? Een van mijn collega’s vertelt me dat ze ondertussen zelfs de politie heeft gebeld, omdat ze wil voorkomen dat het echt mis gaat lopen. Wie weet waar die jongens toe in staat zijn, ik had dit al nooit van ze verwacht.

Als de jongens horen dat de politie eraan komt kiezen ze natuurlijk eieren voor hun geld. Ze rennen de winkel uit, allemaal een andere kant op. Zodra de politie arriveert zijn de jongens dan ook al lang en breed uit het vizier verdwenen. Ik blijf achter, maar ik voel me niet opgelucht. Ik voel me vooral verbaasd. Verbaasd dat de lieve jongen die ik ken, zoiets kan doen. Ook ben ik uitgeput. Ondanks dat ik zelf niet eens zo betrokken was bij het conflict kan ik merken dat ik met mijn hartkwalen deze stress niet meer aankan. Als dit maar niet nog eens gebeurt, dat zou dan maar zo mijn laatste werkdag kunnen betekenen.