Een buurtwacht leidt niet tot een incidentvrije buurt

Het is 10.37 uur als er een rode bestelauto voor het Paashuis in Nijkerk parkeert. De auto is bedrukt met de tekst ‘Bokkers en Renes elektro- en installatietechniek’. De deur van de Opel gaat open, en een kleine man gekleed in een spijkerbroek en rode polo stapt uit. Hij kijkt door zijn bril met kleine ronde glazen en lacht vriendelijk. Onderweg groet hij een voorbijkomende fietser.  Het is de 57-jarige in Paasbos geboren en getogen, Gert Renes.
Renes is een bekend gezicht in Nijkerk. In de binnenstad heeft hij zijn witgoedonderneming gevestigd en mensen kennen hem ook als de buurtwachter van Paasbos. Toen de overlast de spuigaten uitliep, nam hij samen met andere betrokken bewoners het initiatief om ’s avonds een patrouille te lopen. Dat doet hij vrijwillig. In zijn vrije tijd.

Als hij over straat slentert, is het rustig. In de verte hoor je het geschreeuw van spelende schoolkinderen, maar op straat is het – op een enkele fietser na – uitgestorven. Logisch, vindt Renes. De route die hij nu loopt, loopt hij normaal gesproken in het donker. Dan draagt hij niet zijn rode werkpolo, maar een geel en reflecterend hesje en is hij gewapend met zijn zaklamp. Bij de kruising van de Populierenlaan stopt hij en wijst hij naar een rijtje huizen. Hier ziet hij ronde, witte schotels boven de achtertuinschutting uitsteken en in de voortuin heeft het onkruid vrij spel. Het woekert waar het niet gaan kan. En sommige tegels kleuren groen van de algen.

Die satellietschotels en onverzorgde voortuinen zijn typisch voor sociale huurwoningen, denkt Renes hardop. Hij weet dat de meeste bewoners van dit type woningen medelanders zijn. Niet dat hij iets tegen deze groep mensen heeft, integendeel. Maar de kinderen van deze bevolkingsgroep zijn vaak tot laat wakker. En uit zijn eigen ervaring weet hij dat dat voor overlast zorgt.
Als hij ’s avonds in zijn bed ligt, hoort hij ze in de verte al aankomen. Met luid geschreeuw en stuiterende ballen lopen ze heen en weer door de straat. Vaak zitten de kinderen nog niet eens op de middelbare school. Het verbaast hem dan ook waarom die kinderen om 11 uur ‘s avonds nog op straat zijn. Toen zijn kinderen acht waren, lagen ze om acht uur in bed. Maar deze kinderen, die vaak nog jonger zijn, lopen in de avonduren over straat.
Even gaat er dan een gedachte door zijn hoofd om uit zijn bed te stappen en er wat van te zeggen, maar hij besluit om zich dan toch om te draaien. Hij wil de confrontatie niet op zoeken en spreekt de dag erna de ouders aan op het gedrag van hun kinderen. Maar niet iedereen in Paasbos durft dat. Sommige buurtbewoners vinden de jongens intimiderend en zijn bang voor hen. En dat laat Renes niet gebeuren in zijn buurt. Hij woont hier. Hij leeft hier. Hij kent iedereen en iedereen kent hem.

Na een korte pauze bij de Populierenlaan, vervolgt hij zijn patrouilleronde naar het winkelcentrum, waar de Paasbossers hun boodschappen doen. Naast dat winkelcentrum staan een halfpipe, skaterails en een klein speeltuintje. Renes weet dat dat skateparkje prima dient als een chillplek voor de jeugd, waar jongeren dan ook graag samenkomen.
Dit gaat vaak gepaard met luide muziek en gepraat, wat duidelijk hoorbaar is voor de bewoners van de seniorenwoningen die dicht bij het winkelcentrum staan. Sommige bewoners hebben er last van, maar ze durven er zelf niks van te zeggen. Het verleden heeft uitgewezen dat dit niet verstandig is, want de mensen die er iets van zeggen werden uitgescholden, uitgelachen of zelfs geslagen.

Terwijl hij richting de Opstandingskerk loopt, ziet hij de Prins Willem Alexanderschool. Hij moet terugdenken aan een incident, want deze basisschool is een tijdlang geterroriseerd geweest. Op het schoolplein staan papiercontainers waar de basisschool extra inkomsten mee probeert te genereren. Alleen gunnen vandalen dat de school niet. Zij steken deze containers dan uit verveling in brand met als gevolg dat de brandweer moet uitrukken om het vuur te blussen. De buurtwachters zijn dat gedrag spuugzat en besluiten om de school meer in de gaten te houden. Acht keer zijn de containers al uitgebrand en acht keer zijn de daders de politie en de buurtwachters te snel af. Acht keer te veel.

Op die herfstachtige avond struint Renes samen met zijn mede-buurtwachters door Paasbos om de buurt een gevoel van veiligheid te geven. Mocht er iets gebeuren, dan hebben ze een kort lijntje met de politie en gemeentehandhavers. Als hun patrouilleronde de school bereikt, rijdt er een scooter met daarop twee jonge mannen op hoge snelheid langs hen heen. Met nauwkeurige precisie manoeuvreren ze zich langs de poortjes om het schoolplein te bereiken. Terwijl de bestuurder richting de afvalcontainer rijdt, steekt de bijrijder een brandbom aan. Vlak voor de neus van Renes en zijn medebuurtwachters gooit de bijrijder de brandbom in de container die vol zit met papier.

Renes aarzelt geen moment en sprint richting het schoolplein. Verschillende gedachtes schieten door zijn hoofd, terwijl hij met grote passen naar de school rent. Eindelijk heeft-ie ze te pakken. Eindelijk is het kat-en-muisspel ten einde. Maar eenmaal hijgend op het schoolplein aangekomen, blijkt niets minder waar. De jongens zijn al gevlogen en het enige wat Renes ziet zijn de dimlichten van hun scooter. Weer is er een container in brand gestoken, weer moet de brandweer uitrukken en weer zijn de daders er ongestraft mee weggekomen. Dit terwijl de buurtwachters zo dichtbij waren, maar tegelijkertijd toch zo ver weg.