Een belangrijk schuifje

Zacht getik op het ruitje van zijn loket haalt Willem Lampe, beter bekend als Lampie, uit zijn concentratie. Met een schok kijkt hij op van de voetbalwedstrijd die hij op het kleine schermpje in zijn hokje volgt. Buiten staan tientallen auto’s te wachten, ongeduldig toeterend. Een collega leunt nonchalant tegen het loket en vraagt met een speelse ondertoon: “Is het een beetje een spannende wedstrijd, Willem?”

Door – Estéban den Toom

Nietsvermoedend geeft Lampie antwoord. “Valt tegen, het is een saaie pot,” mompelt hij, zijn ogen nog steeds op het scherm gericht. Hij heeft niet door dat er een verborgen boodschap achter de vraag schuilt, en dat hij iets heel belangrijks is vergeten.

Het is het jaar 1981 waarin de NS voldoende personeel heeft, waardoor sommige medewerkers moeten verkassen naar andere steden en spoorlijnen. Lampie, een geboren en getogen Steenwijker, voelt zich in hart en nieren verbonden met zijn geboorteplaats. Maar het werk bij de NS brengt hem op nieuwe paden.

In eerste instantie begint hij in Zwolle, maar al snel wordt hem gevraagd om op de Emmerlijn tussen Zwolle en Emmen te werken. Vragend kijkt hij zijn leidinggevende aan, alsof hij een tekenfilmfiguur is met rondvliegende vraagtekens om zijn hoofd. Maar uiteindelijk besluit hij de uitdaging aan te gaan.

Voor Lampie betekent dat een verhuizing naar Ommen. Eerst twijfelt hij: moet hij blijven in Steenwijk of zich vestigen in Ommen? De beslissing valt op het laatste. Vanaf dat moment is Ommen zijn nieuwe thuis. Het mag dan niet een hele grote plaats zijn, in 1248 kreeg Ommen stadsrechten. Dat is bijvoorbeeld eerder dan Amsterdam. En tot op de dag van vandaag verbetert hij iedereen die het een dorp noemt. “Ho ho, het is een stad, hè,” zegt hij dan steevast.

Dan is het tijd voor Lampie om te beginnen aan zijn nieuwe baan in Ommen. Al snel bouwt hij een band op met de lokale bevolking. Iedereen kent hem, mede door zijn opvallende grijze haren en zijn gemoedelijke aard. Terugkeren naar Steenwijk? De gedachte komt wel eens op, maar het centrum van Ommen slokt Lampie volledig op, zo tof vindt hij het. Hij onthult dat hij al snel vrienden had gemaakt in de tijd dat hij er was komen wonen.

Het verschil tussen Steenwijk en Ommen zit volgens Willem vooral in de verzuiling. Steenwijk is een arbeidersplaats, Ommen is iets meer katholiek, maakt hij duidelijk. Hij merkt dat direct wanneer iemand hem vraagt bij welke kerk hij hoort. “Dan moet je naar die en die winkel,” zegt de man tegen hem, alsof het geloof bepaalt waar je boodschappen doet.

Lampie went snel aan zijn nieuwe omgeving in het oosten van het land. Al snel maakt hij vrienden waardoor het allemaal wat aangenamer voor hem is. Lampie vertelt dat hij een paar gasten uit de stad wist te herkennen, omdat hij ooit tegen hen had gevoetbald. Er is een fonkeling in zijn ogen te zien omdat hij terugdenkt aan die goede oude tijd.

In de veertig jaar die volgen, ziet Lampie Ommen veranderen. Vroeger was alles beter, verzucht hij. De authentieke winkeltjes hebben plaatsgemaakt voor grote ketens als HEMA, Kruidvat en Zuivelhoeve. Met enig gebrom vertelt Lampie hoe alles commercieel is geworden in het heden. Hij denkt aan de tabakswinkeltjes die vroeger nog in Ommen te vinden waren.

Maar ondanks die veranderingen blijft Lampie trouw aan zijn stad aan de Vecht. Zijn werk bij de NS maakt hem een bekend gezicht op het station van Ommen. Hij kent de treinen, de seinen, de spoorbomen en de reizigers. Maar soms, heel soms, raakt hij iets te veel op in zijn eigen wereld.

Zoals op die ene avond, wanneer hij rustig naar het EK zit te kijken. De spanning van de wedstrijd is matig, en dus reageert hij niet meteen als zijn collega op het ruitje tikt. “Is het een beetje een spannende wedstrijd, Willem?” vraagt de man opnieuw. Lampie haalt zijn schouders op. “Nee joh, valt vies tegen”, bromt Lampie wat naar zijn collega. Zijn collega grinnikt en kijkt even naar buiten. “Doe de spoorbomen dan ook maar even omhoog.”

Lampie kijkt verbaasd op, gevolgd door een plotseling besef. Hij slaat zich met zijn hand voor zijn kop. De treinen richting Dalfsen en Mariënberg zijn allang vertrokken, maar de spoorbomen blijven gesloten. De Stationsweg en Hammerweg staan vol met wachtende auto’s. Onrustig geschuifel, getoeter en een paar geïrriteerde blikken van automobilisten maken duidelijk dat ze al een tijdje vaststaan.

Lampie schrikt zich een hoedje en grijpt snel naar de afstandsbediening. Met een druk op de knop gaan de bomen omhoog en langzaam trekt het verkeer weer op. Zijn collega schiet in de lach en slaat hem op de schouder. “Volgende keer iets minder focus op het voetbal, ouwe!” Lampie grijnst beschaamd. “Ach ja, zelfs de beste maken fouten,” mompelt hij, terwijl hij weer naar zijn scherm kijkt.

Ommen mag dan veranderd zijn, maar Lampie blijft zoals hij altijd was. Inmiddels is Lampie met pensioen, maar iedereen in Ommen weet wie hij is. Een man van de NS, een man van Ommen, en bovenal een man die af en toe iets te veel opgaat in een saaie voetbalwedstrijd.