Op weg naar de overkant

Ik ben het water, de rivier die stroomt langs Dalfsen, het kanaal waar haar roeispanen doorheen snijden. Ik ben de regen op haar ramen, de mist die zich uitstrekt over de weilanden, het zoute schuim dat ze nog niet kent. Ik ken haar langer dan ze denkt. En over niet al te lange tijd zal ik haar alles laten zien wat ik in me heb. Ze heet Trea en ze komt naar me toe. Elke week snijdt haar boot over mijn huid. Snel, krachtig en overtuigend. Ze zegt niks, maar ik voel haar gedachten. Ze denkt aan mij, de oceaan. Aan wat komen gaat en wat ze zal moeten geven. En ik? Ik wacht.

Ze noemt het een droom, een bucketlist. Maar ik voel dat het meer is dan dat. Het zit in haar botten, in haar roeislag. Ze is van mij, al vijfentwintig jaar lang, sinds de eerste keer dat ze de riemen oppakte en mijn spiegel brak. Straks, in december 2026, is het zo ver. Dan zal ik niet langer kalm zijn. Dan ben ik de Atlantische Oceaan: groot, diep, onvoorspelbaar en toch intiem. En zij? Dan is zij niets meer dan een stip, samen met Carla en Ineke in een kleine boot, drijvend op mijn eindeloze rug.

Ze heeft me al vaker opgezocht: in sloepen, op rivieren, tussen de golven van de Waddenzee. In wedstrijden van dertig, veertig kilometer. Maar straks zijn het er vijfduizend. Oneindig veel kilometers van niets meer dan mij, en ik weet: ze komt niet zomaar. Ze komt met een missie. Voor de kinderen die op een plek liggen waar dromen soms stoppen, nog voordat ze echt kunnen beginnen. Het Prinses Máxima Centrum: is de plek waar ze vechten tegen kanker, iets dat helaas nog de realiteit is voor te veel kinderen. Trea wil samen met Carla en Ineke iets groots doen voor wie klein is en ik zal ze dragen. Soms zal ik meedogenloos zijn, want ik ben het water. Ik geef, maar ik test ze ook. Trea is 55-plus, moeder, oma, en noemt zich samen met Carla en Ineke ook wel de ‘Grannies on waves’. Ze wil laten zien dat leeftijd geen grens is, dat dromen niet vergaan met de jaren en dat je nooit te oud bent om iets voor het eerst te doen. Het onbreekbare in de droom, de droom om op deze leeftijd de oceaan over te roeien en mij te bedwingen vind ik getuigen van kracht, meer kracht dan mijn golven die breken tegen de kust.

Ze traint hard. Ze roeit, doet krachttraining en werkt aan haar uithoudingsvermogen. Ze wordt, net als Carla en Ineke, begeleid door dezelfde oud-militair, iemand die voorbereid is om oorlog te voeren als het moet. Dat klinkt misschien heftig, maar ik weet hoe ik soms ben. Als er storm opkomt, als de zon drie dagen niet te zien is en metershoge golven over de boot slaan, dan is het oorlog in je hoofd, je bent op jezelf aangewezen, zij weet dat.

Maar ze is niet alleen. Ze heeft een crew van elf mensen – vrienden en geliefden – die haar ondersteunt in de voorbereiding, de crowdfunding en alles wat er in de aanloop nodig is. Zo’n crew heb je nodig als je naar mij toekomt, een goede voorbereiding is belangrijk. Want zestig dagen overleven op mij is niet zomaar gedaan. De golven op zee stellen je op de proef. Als je niet uitkijkt ontstaat er een draaikolk van emoties in je hoofd en verlies je het directe doel, de kustlijn, uit het oog.

Op mij is de ruimte beperkt, alles wat ze meeneemt, moet haar helpen de overtocht te halen: gevriesdroogd eten, watermakers, een satelliettelefoon en doorzettingsvermogen. Alles wat van levensbelang is moet mee op de roeiboot. Want hoewel ik veel geef, kan je weinig van mij nemen.

Wat er niet mee kan? Luxe en comfort. Als je goed kijkt neemt Trea veel mee in gedachten. Haar kinderen, kleinkind, de mensen die haar steunen, de ondernemers uit Dalfsen, de wethouder die enthousiast is. Hun geloof zit straks allemaal op de boot als onzichtbare bagage.

En ik weet, als ze straks ergens midden op mij zit, in het donker, onder een sterrenhemel zoals ze die nog nooit heeft gezien, dan zal ze zich gedragen voelen. Niet alleen door de boot, niet alleen door mij, maar door alles wat ze in gedachten meedraagt, wat niet tastbaar is, maar zwaarder weegt dan welke bagage dan ook.

Ze weet het: er komen dagen waarop ze me zal haten, waarop ik haar tegenwerk. Dagen waarop ze denkt: ‘Draag me, ik wil naar huis.’ Maar er komen ook dagen waarop ik haar alles zal geven. Dolfijnen die meezwemmen, een zonsopgang in kleuren die ze nog nooit eerder heeft gezien, water dat zingt, stilte die niet leeg voelt.

En als ze daar zit, met zweet op het voorhoofd, handen vol blaren, dan zal ik haar iets fluisteren, iets wat alleen ik, het water, kan zeggen; over doorzetten, loslaten, vrijheid en kracht.

Dat ze meer is dan ze tot nu toe dacht, dat iedereen meer kan zijn dan hij of zij denkt. Of je nou roeister, oma, moeder, schrijfster of alles tegelijk bent. Als je droomt, mag je ervoor gaan. Ja, je moet er hard voor werken, je zult vallen, opstaan en mensen nodig hebben die in je geloven.

Ik ben het water. Ik geef je geen gemakkelijke reis, maar als je het aandurft mij te trotseren, te omarmen, dan geef ik je iets terug wat je nergens anders zo zult vinden: het gevoel dat je leeft. Dus kom maar snel Trea. Ik wacht op je.