Onder dezelfde paraplu

Brr, een koude rilling loopt over mijn rug. Het is voorjaar, maar de zon heeft zich vandaag verscholen achter een grijs dekentje. De geur van nat gras dringt mijn neus binnen. Fleur, mijn vrolijke golden retriever, lijkt er geen last van te hebben. Haar neus duwt ze diep in een heg vol dauwdruppels. Haar witte staart zwiept rustig heen en weer. Af en toe kijkt ze naar achter, alsof ze wil checken of ik haar wel volg. Het geeft mij een gerust gevoel dat ze zo op mij let, terwijl ik met dezelfde alertheid de stilte om ons heen aftast. Mijn ogen glijden langs elk portiek, op zoek naar iets dat niet klopt.

Het is stil, alsof de straat haar adem inhoudt. Geen kinderstemmen of autodeuren die dichtslaan, alleen het tikken van Fleur haar nagels. Hier en daar staat een rollator keurig geparkeerd achter het raam van de voordeur. Die rust is precies wat ik zo fijn vind. Die rust die mij steeds vaker wordt afgepakt. Deuren worden open geforceerd, ramen worden gebroken en spullen worden uit huizen getrokken. Beetje bij beetje lijken ze ook een stukje hoop mee te nemen. Ons laten ze achter met alleen de schaduw van wat ooit veiligheid was. Ik werp mijn laatste blik op de bakstenen die mij nu nog vredig aanstaren. ‘Kom Fleur, tijd om naar binnen te gaan.’

Net als ik de laatste hap van mijn ontbijt neem, gaat de bel. Louis! hij is geliefd in de straat. Al een aantal jaar brengt hij trouw de post. Ook hij krijgt de stijgende lijn van inbraken mee. Bij het bezorgen van zijn pakketjes let hij daarom extra goed op of er schaduwen zichtbaar zijn. Hij is niet de enige die extra oplettend is. Laatst stond er een witte bus bij de buurman. Het leek alsof iemand spullen uit zijn huis aan het stelen was. Na een tijd ben ik toch even gaan kijken. Toen bleek dat de buurman zelf aan het verhuizen was. Ik gniffel bij de gedachte. ‘Dankjewel Louis’, zeg ik, terwijl ik de deur sluit.

De klok slaat drie uur. IJverig werk ik aan de laatste acht tellen van mijn choreografie. ‘Fleur, hou eens op!’ Geïrriteerd duw ik haar warme lichaam opzij. Ze kan zichzelf nooit bedwingen om haar net iets te zware harige lichaam tegen mij aan te gooien. Het is alsof ze mee wil dansen. Net als ik de muziek opnieuw aanzet, schrik ik van een vreemd geluid. TRRRR! Even denk ik verward dat het een deel van de muziek is. Dan zie ik mijn telefoon oplichten. Een flits van licht snijdt in mijn ogen. Een melding die mijn gedachten meteen op scherp zet: ‘Mijn alarm gaat af en ik ben niet thuis. Wil er alsjeblieft iemand gaan kijken?!’ Dion-buurtpreventie-app staat er boven het berichtje. Direct laat ik alles vallen en spring ik op.

Gatver, wat een vies weer. De koude regen sijpelt over mijn gezicht. Snel loop ik naar het houthok waar de paraplu’s liggen. Even kijk ik weifelend naar een blok hout. Een moment speelt de gedachte door mijn hoofd: Wat als er echt iemand is? Toch pak ik alleen de paraplu en vervolg ik mijn weg naar het huis van de buurman.

‘Hah, buurvrouw Gerrie.’ Ik glimlach opgelucht naar de zestigjarige vrouw die vanaf de andere kant richting het huis komt lopen. Samen lopen we langzaam richting de tuin. De voordeur vermijden we; te beklemmend achter dat grote groene hek. Met de paraplu nog steeds in mijn rechterhand vervolgen we de weg richting de tuin. Voorzichtig probeer ik door de ramen te gluren. Niets te zien. Ik sein naar Gerrie dat we verder kunnen lopen. Zo stil mogelijk lopen we richting de tuin. Ineens klinkt er een harde stem: ‘Dames!’

Verschrikt kijk ik richting de mannenstem. ‘Jan!’ Ik kijk recht in de grote ogen van de inmiddels tachtig jaar oude ex-militair, die blijkbaar ook een kijkje is gaan nemen. ‘Wat dachten jullie nou? Dat die paraplu jullie gaat redden?’ De buurman kijkt me aan met opgetrokken wenkbrauwen en een lach die hij zichtbaar probeert te onderdrukken. Betrapt kijk ik naar de paraplu die ik nog steeds krampachtig vasthoud. ‘Haha, haha, haha’, klinkt het steeds harder. Net als mijn lach verlaat ook de spanning weer mijn lichaam.

Opgelucht trek ik de deur van mijn veilige stolpje weer achter me dicht. Ondanks alle inbraken voel ik me niet alleen in mijn stille huis. Het is een fijn gevoel dat zoveel verschillende ogen meekijken. Alle ongewone situaties worden meteen in de groepsapp gegooid. Soms word ik helemaal gek van de appjes in de buurtpreventie-app, maar ik voel me er wel een stuk veiliger door. Ik weet dat er oplettend wordt meegekeken en dat er handen worden uitgestoken naar elkaar. Al zeventien jaar woon ik met plezier in deze buurt. De genegenheid lijkt alleen maar te groeien. Misschien is het de onzekerheid die de band tussen de gezichten achter de gevels juist extra vast metselt.

Tevreden plof ik op de bank naast Fleur. Dit keer gelukkig onterechte paniek. Fleur legt haar warme kop op mijn schoot. Haar adem blaast zachtjes tegen mijn huid. De vertrouwde geur en warmte maken mij rustig. Terwijl ik langzaam wegzak in gedachten, glijdt mijn blik langs de paraplu, die gewetenloos tegen de muur leunt. Even gniffel ik. Misschien beschermt zo’n ding niet tegen inbrekers, maar in deze buurt is dat ook niet nodig. Zolang de buien aanhouden, vinden we verbinding en veiligheid onder dezelfde paraplu.