Een horeca-hart voor de zaak

In een restaurant op het toeristische Terschelling werkt Thomas, destijds een jaar of twintig en een tikje onervaren in de horeca, zich maandenlang een slag in de rondte. Work hard, play hard: veel geld blijft er niet over, maar hij heeft de tijd van z’n leven.
Met een zwaar dienblad of een grote hoeveelheid borden lopen lukt nog niet helemaal, dus vertrekt hij met een beetje afwas, afkomstig van een tafel met zes personen, richting de spoelkeuken. “Wat doe jij hier?” Ineens staat hij oog in oog met de manager. “Jij gaat nú terug naar die tafel en haalt ‘m in één keer leeg.”
Thomas van Wieren, inmiddels 59 en ondernemer in hart en nieren, leunt achterover op een stoel in zijn kantoor in het dorpshuis van Hurdegaryp, It Maskelyn. Achter hem hangt een gigantisch formulier met de namen van zo’n honderd vrijwilligers die samen met hem en schoonmaakster Marja het centrum draaiende houden. Thomas en Marja zijn de enige twee die worden betaald. “Dat is me altijd bijgebleven,” koppelt de workaholic terug naar zijn avontuur op Terschelling, “doe nooit lelijk tegen je personeel. Vooral niet wanneer er anderen bij zijn.”
Zijn horeca-hart vormt een rode draad in zijn leven, want eten verbindt. Maar welk bedrijf dat horeca-hart van ‘m sneller doet kloppen, verschilt in iedere levensfase. Zo runde hij ooit een snackbar, verschillende restaurants, een bowlingcentrum en zelfs een eigen mini-supermarktje. Maar toen Thomas tijdens een recessie thuis kwam te zitten, wilde hij weleens iets anders. Een beroepentest stak daar een stokje voor:
“Wat denk je,” vroeg de man die de uitslagen verkondigde.
“Geen idee,” antwoorde Thomas.
“Horecamanager.”
Tien jaar geleden valt zijn oog op een vacature van multifunctioneel centrum It Maskelyn in Hurdegaryp. Hardegarijp op z’n Nederlands. Ze zoeken een beheerder. Het liefst iemand met horeca-, maar vooral levenservaring. Thomas krijgt de baan onder zijn eigen voorwaarden, wat hem de vrijheid geeft de boel op zijn manier te regelen. Hij wil wat meer rust. Nou ja, ook rust regelt hij op zijn manier. “Kijk,” Thomas schenkt koffie in een wit kopje dat aan de andere kant van de tafel staat. “Het kwam erop neer dat het ene clubje koffiedronk uit zo’n kopje…” Hij beweegt met de koffiepot naar zijn groene Douwe Egberts mok om de metafoor verder uit te beelden. “… en het andere uit zo een. De hele tafel stond vol verschillende kopjes en iedereen dronk een ander soort koffie. Dat moest eruit.” Thomas houdt van overzicht, van orde. Moet ook wel, wanneer je zo veel-
*Tring*
Zijn telefoon staat de hele dag aan en daar maken talloze mensen zeer dankbaar gebruik van: het is al de derde keer dat ‘ie afgaat in twintig minuten. Ditmaal belt een vrijwilliger die meldt helaas niet te kunnen helpen op Koningsdag.
“Ik denk dat Willem Alexander het prima vindt dat jij er niet bij bent,” grapt Thomas. Hij kijkt lachend zijn kantoor rond terwijl de huiselijke geur van vers ingeschonken koffie de ruimte vult.
“Die moet ik nog even vragen,” klinkt het aan de andere kant van de lijn.
“Dít vind ik nou betrokkenheid.” Thomas hangt op en legt de telefoon weer naast zich neer. “Geen kort appje met ik kom niet, hij belt me.”
Die betrokkenheid siert de dorpelingen. It Maskelyn speelt, vooral voor oudere generaties, een verbindende rol in het forensische Hurdegaryp. Vanochtend is de grote zaal het toneel van een breicafé waar veertig tot vijftig vrouwen handwerken. Normaliter is de zaal het toneel van een theater. Het is een drukte van jewelste, al doet de serene centrale ruimte van It Maskelyn niets vermoeden. Wanneer Thomas de deur richting de zaal opentrekt openbaart zich een ruimte gevuld met kletsende vrouwen, tientallen breinaalden en vele kannen thee, maar vooral ki-lo-meters wol. “Zie je die bakken daar aan de zijkant,” Thomas wijst naar de linkerzijde van de zaal. “Die zitten vol sjaals, mutsen en sokken voor het goede doel.” Twee jongeren lopen langs hem de zaal in en laden een aantal van de bakken in een geparkeerde auto even verderop, terwijl een van de aanwezigen Thomas in de deuropening heeft gespot en hem even apart neemt. De rest van de vrouwen werken en kletsen ondertussen onvermoeibaar door. Ze lijken vastberaden elk hoekje van de meterslange tafels in de zaal te willen vullen met de mooiste breisels.
Samenbrengen. Dat is hetgeen Thomas verbindt met zijn werkplek. Zo organiseert hij regelmatig een eetgroep waar zo’n zeventig hongerige Hurdegarypers op af komen, en waar vele vrijwilligers graag een steentje aan bijdragen. Er wordt uitgebreid voor ze gekookt tegen slechts een kleine vergoeding, want eten verbindt. “Dat is overal zo,” de blik in Thomas’ ogen wordt serieuzer, “Er zitten vrouwen bij de eetgroep die nooit buiten de deur komen. Die kijken hier enorm naar uit, al zou ik ze een bakje patat voorschotelen.” Het omgaan met verschillende, uiteenlopende types mensen geeft hem enorm veel energie. Hij houdt van uitdaging en wil koste wat het kost het bedrijf dat hij onder zijn vleugel neemt tot een succes maken, zelfs wanneer dat betekent dat hijzelf beter kan opstappen. Elke zaak die hij ooit runde geniet van hetzelfde principe waaraan hij zich vasthoudt: trots kunnen zijn op wat je doet. “Ik ben hier nog niet klaar,” glimlacht Thomas. “Ik ben nog maar 59 hé. Ik moet er niet aan denken om nu te stoppen.”
Lang na Thomas’ Terschelling-tijd en nog vóór hij zich ontfermde over It Maskelyn, staat hij in de keuken van zijn eigen zaak twee gigantische pannen soep te maken. Inmiddels kent hij alle kneepjes van het vak: hij runt de boel nu. Een voor een sjouwt Thomas de zware pannen naar de spoelkeuken, even verderop, waar werknemer RJ staat af te wassen. Daar staan ze niet in de weg. Heel even verlaat hij de keuken, maar bij terugkomst zijn de pannen, enkele minuten geleden nog tot de nok toe gevuld met soep, compleet leeg. Spic en span. Met de allerbeste bedoelingen heeft RJ ze grondig schoongemaakt. “Kan gebeuren,” stelt Thomas hem gerust. “Eigenlijk is het mijn eigen schuld. Ik had ze daar niet neer moeten zetten.”
Jaren later loopt hij RJ, inmiddels uitgegroeid tot een heuse chef-kok, tegen het lijf. “Dat is me altijd bijgebleven,” vertelt hij Thomas. “Je bent nooit kwaad op me geworden.”
Recente reacties