De zoektocht naar verbintenis

De zoektocht naar verbintenis

Tussen de bomen van Baalder, richting de oevers van de Vecht loopt Bert Slijkhuis. De zon is nog niet opgekomen, maar hij heeft er al flink wat kilometers opzitten. Zijn dagen beginnen sinds kort steevast met een forse wandeling. De 75-jarige beweegt zich voort met een snelheid waar zelfs de tijd zelf zich naar lijkt te schikken. Als Bert thuis is zet hij een kop koffie voor zichzelf. Zijn dooraderde handen klemmen zich om het kopje terwijl hij voor het raam staat, uitkijkend over de wijk die hij eindelijk weer zijn thuis noemt. Hardenberg is altijd zijn stad geweest. Hij groeide er op, werkte er, en zag zijn haar er van rossig naar grijs transformeren. In de tijd dat zijn kapsel nog een roodoranje gloed had kende hij elke buurtbewoner bij naam. Maar in de loop der jaren verdwenen de mensen. De nieuwkomers bleven vreemden, ramen en deuren bleven gesloten en de interacties tussen de buurtbewoners verdwenen als sneeuw voor de zon. Eenzaamheid trok over Bert heen als een grote donkere onweerswolk. Dit kon zo niet langer. Met een eenzaam hart besloot Bert niet bij de pakken neer te zitten en ondernam actie. Inmiddels alweer tien jaar geleden, met een hart vol herinneringen aan vroegere saamhorigheid, richtte Bert het Noaberschap op. Een initiatief om buurtbewoners opnieuw met elkaar te verbinden .

De start verloopt stroef. Baalder is veranderd. De wijk is jonger, voller, maar vooral individueler. Toen Bert op een regenachtige zaterdagochtend langs de Baalderse deuren ging, bewapend met zelfgemaakte flyers en zijn vriendelijke glimlach, kreeg hij vooral gesloten deuren en opgetrokken wenkbrauwen. Sommigen zeiden: “We hebben geen tijd voor dat gedoe”, anderen vonden het ouderwets. Een jonge buurtbewoner van een jaar of zestien had het zelfs “klinkklare onzin” genoemd. Die woorden spoken tien jaar na dato nog steeds door Berts hoofd en op het moment zelf had hij zich ontzettend klein en onmachtig gevoeld, als een rooksignaal in een wereld waar mobiele telefoontjes de overhand hebben. Tot overmaat van ramp begaf zijn felgele paraplu het, waardoor Bert, inmiddels bewapend met doordrenkte flyers en een nederlaag op zak, drijfnat naar huis sjokte.

Maar op een dag komt er verandering. Op een waterkoude novembermiddag ziet hij een jonge moeder, Sophie, worstelen met het uitvouwen van haar kinderwagen. Bert aarzelde geen moment en springt van zijn fiets. Bert heeft twee kinderen, die inmiddels naar de Randstad zijn vertrokken, en heeft dus ervaring met het uitvouwen van kinderwagens. Alsof hij een poging doet om een record te verbreken vouwt hij de buggy uit. Sophie bedankt hem met een warme lach. “Geen dank” zegt Bert en hij beantwoordt de lach van Sophie met zijn glimlach. Een week later schrikt Bert op uit zijn stoel door het geluid van de deurbel. Als hij opendoet ziet hij Sophie in zijn deuropening staan met in haar handen een koektrommel, “ik heb bananenbrood voor u gebakken”, vertelt ze enthousiast. Verbaasd laat Bert Sophie binnen. Hoe ze aan Berts adres is gekomen is hem niet duidelijk, maar hij weet dat Hardenberg geen Amsterdam is en dat Appie Baantjer er niet aan te pas hoeft te komen om iemand op te speuren. Onder het genot van bananenbrood en verse koffie kletsen Bert en Sophie de uren weg. Ze praten over hun huizen, kinderen en hobby’s. Maar er is één onderwerp dat Bert, net als het bananenbrood, wil aansnijden. Na lang twijfelen begint Bert voorzichtig te vertellen over zijn plannen omtrent het oprichten van Noaberschap.

Dit  gesprek heeft wat teweeggebracht. De enthousiaste Sophie is voorstander van het idee en heeft connecties met andere jonge ouders en vertelt hen over de ideeën van Bert. Ze moderniseert de flyers van Bert naar de taal van nu en stuurt WhatsApp berichtjes naar iedereen die ze kent in Hardenberg. Al snel worden er vergaderavonden in het wijkcentrum georganiseerd om het plan van Bert te realiseren. Op deze avonden zit Bert aan het hoofd van de tafel op de praatstoel, met een glimlach van oor tot oor voelt hij zich de koning te rijk. Langzaam maar zeker groeit het Noaberschap van een dor idee uit tot een bloeiend netwerk. Mensen gaan samen wandelen, delen klusspullen en aanhangwagens en koken voor elkaar.

De ‘bananenbrooddag’, zoals hij en Sophie het grappend noemen is inmiddels al tien jaar geleden. Het is een warme dag als Bert wederom thuiskomt van een wandeling. Na het nemen van een frisse douche staat hij met een kopje koffie voor het raam. Buiten spelen kinderen op straat, een jonge buurvrouw helpt een oudere man zijn boodschappen tillen. Hij nipt van zijn koffie en glimlacht zacht. Het Noaberschap leeft. Door de jaren heen heeft Bert geleerd dat verandering tijd kost, dat je soms ziek moet worden voordat je je beter kan voelen, maar bovenal, dat verbondenheid niet ouderwets, maar tijdloos is.