‘Of het nou sneeuwt, regent of droog is, ze staan er altijd’

Door: Sanne Van Belle
De geluiden van de rollende wielen van de winkelkarretjes in het kleine, authentieke winkelcentrum van Paasbos zijn goed te horen als de onderkant van mijn schoenen de net natgeregende stoep raakt. Nijkerk lijkt me een uitgestorven dorpje, liggend midden in de Veluwe. Ik ben naarstig op zoek naar mensen die mij dingen over de wijk kunnen vertellen. Gelezen en geschreven wordt er over hangjongeren, waar ik meer van wil weten. Na een buurtbewoner te hebben aangesproken zegt hij met een attente, uitnodigende blik; ‘Ik wil je wel wat vertellen! Loop maar even mee.’
Met een verbaasde blik in mijn ogen, denkend dat de man die ik heb getroffen erg gastvrij is, wandel ik achter hem aan. ‘We lopen naar mijn huis, ik woon hier’, al wijzend laat hij zijn nederige stulpje, een rijtjeshuis, het tweede huis van links, liggend aan een drukke autoweg zien. Een pittoresk, klein maar gezellig ogend huisje, kijkend naar de eerste details. Zijn voortuin ziet eruit om door een ringetje te halen. Ik loop naar binnen en er hangt een wat huiselijke geur, die ik niet gewend ben. Albert van Uunen, 43 jaar, woont al tien jaar in Paasbos. ‘We hebben hier alles, groen, scholen en een winkelcentrum.’ Ook hij heeft in de media gelezen over overlast door hangjongeren. ‘Kennelijk zijn er mensen die overlast ervaren, maar dit is zeker niet mijn ervaring’, zegt hij overtuigend.
‘Suiker en een koekje?’ Vraagt Albert als hij het warme theewater in het kopje schenkt dat voor mij bedoeld is. Zittend op de stoel in de huiskamer van Albert kijk ik rond naar kunstige schilderijtjes, waarschijnlijk bedoeld om een indruk te wekken, en uiteraard foto’s van zijn kinderen en zijn vrouw, uitgelicht als versiering op de witte, kille muur. ‘Goh, ik kan alleen maar pluspunten over mijn woonwijk noemen. Alles zit dichtbij en de sfeer in de wijk vind ik prima. Het is een volksbuurt, eerst woonden er veel oude mensen, die kwamen te overlijden. Er komen nieuwe mensen voor in de plaats. Het contact veranderd, maar het stoort me niet’, maakt Albert duidelijk.
Er is behoefte aan positief nieuws, vertelt Albert terwijl hij met zijn lepel de melk in zijn lauwwarme koffie roert. ‘Ik heb bijna nooit overlast ervaren van hangjongeren, er zijn alleen weleens rellen geweest tijdens de kermis. Toen is onze autodeur vernield. Dat is het enige waarvan wij last hebben gehad, maar dat kan overal gebeuren. Ik vind Paasbos een heerlijke wijk om te wonen. In de media moeten ze meer laten zien hoe plezierig, warm, behaaglijk en gezellig onze wijk is. Dat lees je nooit terug.’
Plots hoor ik de voordeur opengaan, waar er eerst een kalme stilte hing, heerst er nu een behoorlijke chaos. ‘Wat is hier de bedoeling van?’, stelt de argwanend uitziende vrouw van Albert als terechte vraag. Ook zijn kinderen lijken niet al te opgewekt over mijn komst. ‘Waarom zit zij hier mama, wanneer gaat ze weg?’, luidt het door de monden van de kinderen die lichtelijk overstuur lijken. Ik lees af aan het overdonderde gezicht van de vrouw van Albert dat ze probeert te peilen wanneer ik ga vertrekken. Erg welkom voel ik me niet meer. ‘Gaan jullie maar door hoor, ik red me wel’, klinkt het vanuit de gang.
‘Paasbos zou ik omschrijven als een fijne plek om te wonen en volop voorzieningen. Het is een mix van jong en oud en ik vind het prima om hier te wonen. Ik denk dat mensen van buitenaf een mening vormen gebaseerd op de verhalen van de media, die veelal negatief overkomen.’ Zodra het gesprek is geëindigd, wijst Albert mij vriendelijk naar de deur. Met een wat opgejaagd gevoel besluit ik me richting de hal te bewegen. Ik bedank Albert voor zijn gastvrijheid en voor ik het weet tikken mijn voeten het trottoir weer aan.
Dan loop ik, met een grauw uitzicht, al hopend dat de regen niet met bakken uit de lucht komt, een ietwat gehaaste mevrouw tegen het lijf met lange, felblauwe nagels, gekleed in een jurk met afgetrapte slippers. Ze heeft net boodschappen gedaan in de Aldi, de enige supermarkt in het oude winkelcentrum in Paasbos. Ik stel haar mijn prangende vraag over het thema overlast en terwijl ze haar boodschappentas driftig in haar bakfiets plaatst komt er meteen een pittig antwoord uit.
‘Ik woon niet in Paasbos en ik zou er ook absoluut niet willen wonen’, zegt ze stellig. ‘Hier gebeurt altijd wel wat. Het is hier onrustig en jongeren zorgen voor veel overlast. Als er kermis is, vechten jongeren met elkaar van verschillende wijken.’ Haar zoontje, die in de bakfiets zit, laat overduidelijk zien dat hij vluchtig naar huis wil. ‘Wanneer gaan we mama?’, jammert hij. Maar zijn moeder lijkt het hart op de tong te hebben als het gaat om dit onderwerp en ratelt graag door.
‘Ik laat mijn dochter nooit in de buurt van Paasbos lopen of fietsen. Ik vind het onveilig voor haar en vertel haar altijd dat ze eromheen moet fietsen. Ik vind het maar een gure buurt. De enige reden waarom ik hier kom is omdat ik hier of in het centrum mijn boodschappen doe. In Nijkerkerveen, waar ik woon, is er namelijk niks.’ Voorbijgangers bekijken me als ik met haar spreek. Haar duidelijke mening is hen waarschijnlijk ook niet ontgaan.
De omwonende vrouw vertelt hard en duidelijk dat er niks te doen is voor jongeren in Nijkerk en ze zich daarom gaan vervelen. Ook zegt ze dat ze zich absoluut niet veilig voelt om s ’avonds in de wijk te lopen. ‘Naar mijn idee worden de meeste hangjongeren thuis niet opgevoed. Thuis gedragen ze zich netjes en buiten gaan ze zich vervelen en herrie schoppen, omdat hun ouders het niet uitmaakt wat ze buiten doen. Dat vind ik niet normaal. Of het nou sneeuwt, regent of droog is, ze staan er altijd. Ik vind dat een groot probleem. Het is ook niet gek dat deze wijk negatief in het nieuws komt. Dat klopt naar mijn mening volledig met de werkelijkheid.’
Afbeelding: Pixabay
Recente reacties