Op zoek naar geluk in oorlogstijd

Het stof plakt aan haar vingers. Haar knieën doen pijn van het bukken. Trea veegt haar handen af aan haar spijkerbroek en kijkt om zich heen. De woonkamer van haar overleden oma ademt een verstilde sfeer. De geur van oud meubilair en boeken vermengt zich met een vage zweem lavendel van het kussen op de versleten leunstoel. Alles ruikt naar herinneringen. De houten vloer kraakt zacht onder haar voeten, terwijl buiten de wind ruist door de bladeren.
Trea’s moeder staat bij het dressoir en wijst naar een doos. “Trea, is dit niet iets voor jou?” De doos schuift piepend over de vloer. Trea zakt op haar hurken en voelt hoe het karton ruw tegen haar handpalm schuurt. Losse papieren, vergeelde enveloppen, vergeten rekeningen en dan blijven haar vingers haken achter een map. Op de voorkant staat een wazige kopie van een boerderijtje. In typemachineletters staat de titel: Op zoek naar geluk in oorlogstijd.
Ze aarzelt. Haar hart slaat een slag over. Dan slaat ze de map open. De bladzijden binnenin zijn keurig getypt: 39 stuks, in twee kolommen. Haar ogen glijden, ondanks de wat ouderwetse taal, snel over de eerste regels. Plots is ze niet meer in oma’s woonkamer. Ze is in het hoofd van Berend, de broer van haar oma. Ze voelt de kilte van het Thüringer Woud, hoort het dreunen van bommen en ziet de blik van een meisje met donkere ogen.
Ze leest verder, haar vingers krampachtig om de kaft geklemd. Het verhaal grijpt haar aan. Berend, de buitenstaander in Nieuwleusen. Hij klom niet in bomen en haalde geen kattenkwaad uit, maar droomde en schreef. Toen de oorlog uitbrak, vertrok hij vrijwillig naar Duitsland. Op zoek naar zichzelf. In het dorp voelde dat als verraad.
Trea voelt het: de eenzaamheid, het onbegrip, de hunkering naar iets groters. Ze leest verder in het manuscript van Berend, waarin hij vertelt over zijn grote liefde: Tanja, een Oekraïense dwangarbeidster. Hun liefde gloeit als een vlammetje in een donkere wereld van ijzeren hekken en barakken. Ze delen geen taal, maar wel een ziel. In hun afgelegen hutje midden in het woud vinden ze iets wat nergens anders meer bestaat: vrijheid.
Berend schrijft dat hij geen held, maar wel een mens wilde zijn. Dat deed hij op zijn eigen manier: tegen de regels in zijn eten delen met de Ostarbeiter en weigeren de Hitlergroet te brengen. Als de geallieerden komen en de bommen vallen, raken Berend en Tanja elkaar kwijt. Uiteindelijk vinden ze elkaar terug.
Trea legt de papieren op schoot. Het voelt zó echt, zo dichtbij. Dit is geen familieanekdote. Dit is een universeel verhaal. Over liefde, moed en misverstanden. Over anders durven zijn. Over menselijkheid in een onmenselijke tijd. Een stem die gehoord wil worden.
Trea zoekt de broers en zussen van Berend op, maar stuit op gesloten deuren en stilte. Eén vraag blijft hen achtervolgen, als een vlek op de herinnering aan Berend: Waarom ging hij naar Duitsland? Ze ontdekt dat elk familielid ooit een kopie kreeg van Berends notities. Zijn woorden, zijn poging om begrepen te worden, lagen jarenlang stof te vergaren in vergeten lades. Niemand sloeg ze open. Niemand wilde luisteren.
Berend had één boodschap, verwoord in de laatste regels van zijn manuscript: Oordeel niet te snel. De werkelijkheid is vaak anders dan gedacht.
Slechts twee generaties later werd Trea geboren, in hetzelfde dorp als Berend. Maar zij is vrij. Vrij om haar dromen na te jagen, keuzes te maken en kansen te benutten. Wat voor Berend onmogelijk was, ligt voor haar open. Trea beseft dat zij het verhaal en de boodschap van Berend wél kan verspreiden. En dat is precies wat ze gaat doen.
Trea, net zo reislustig als Berend, reist de wereld over. Van een neef in Canada naar een schrijfcursus in Spanje, in een kamer met witgekalkte muren en uitzicht op olijfbomen. Tot het Thüringer Woud, waar Berend en Tanja elkaar ontmoetten. Trea loopt dezelfde paden die zij ooit bewandelden. Bij elke boom kijkt ze of er een hart in de bast gekerfd staat. Elke ontmoeting, elke plek, onthult een puzzelstukje.
Op Vlieland, onder het geruis van de zee, krijgt het verhaal echt vorm. Ze schrijft het niet als verslag, maar als roman. Want, vindt ze, liefde op het eerste gezicht verdient meer dan twee zinnen.
Het idee voor een Verbindingstour ontstaat: Ter ere van 80 jaar vrijheid worden 10.000 exemplaren uitgedeeld. Geen commercie. Geen winst. Alleen het verhaal. Want dit verhaal moet reizen. Zoals Berend ooit deed.
De dag dat de eerste doos arriveert, kan Trea nauwelijks ademhalen. Ze opent hem langzaam. De geur van vers papier en inkt stijgt op. Het omhelst haar als een warme deken. Ze pakt een exemplaar op. Streelt de kaft. Zijn verhaal. Haar stem. De Verbindingstour kan echt van start gaan.
Tijdens de tour leest een veteraan het fragment waarin Tanja een bombardement meemaakt. Een meisje leest het stuk waarin Berend zijn eten deelt met een uitgehongerde Russische jongen. Oud en jong, mannen en vrouwen, mensen met verschillende achtergronden. Ze herkennen zich in het verhaal van Berend. Ze luisteren. En daar, in dat moment, ontstaat begrip.
Berend werd zijn hele leven beoordeeld, en vaak veroordeeld. Omdat hij anders was. Omdat hij vertrok. Maar wie luistert, ontdekt iets anders: begrip. En precies dat is waar het in dit boek om draait. Niet direct oordelen, maar eerst luisteren. Berend keek voorbij grenzen. Geografisch én menselijk. Zijn beste vriend was een Joegoslaaf, zijn geliefde een Oekraïense. In een tijd van angst en uitsluiting koos hij voor verbinding.
Het is de laatste dag van de tour. Trea zit aan de eettafel. Buiten vieren mensen 80 jaar vrijheid. Binnen ligt de map naast haar, iets geler dan toen. De cirkel is rond. De stem die zo lang zweeg, wordt eindelijk gehoord. Ze neemt een slok thee, uit een mok met een print van Vlieland. De geur van lavendel vermengt zich met die van papier. Alsof ze weer in de woonkamer van haar oma staat. Ze denkt terug aan dat moment, twintig jaar geleden. Die ene map. En nu dit.
Trea voelt zich voldaan en trots. Trots dat het verhaal, dat Berend zo graag wilde vertellen, eindelijk de wereld in is gegaan en door zoveel mensen gehoord wordt. Trots. Niet omdat ze iets heeft afgerond, maar omdat iets is begonnen: een gesprek.
Trea denkt aan de wereld nu. Aan mensen op de vlucht voor oorlog, geweld of vervolging. De oorlog lijkt dichterbij dan ooit: Oekraïne, Rusland, Israël, Gaza. Ook hier, merkt Trea, worden grenzen belangrijker. Niet alleen op landkaarten, maar in hoofden. Mensen trekken zich terug, anderen versterken scheidslijnen. Politieke stemmen winnen terrein met beloften van uitsluiting, van afscheiding in plaats van verbinding. ‘Wij’ wordt ‘ik’. Mensen vergeten te luisteren, trekken zich terug achter hun eigen grenzen van gelijk en mening. In deze kilte schuilt volgens Trea het gevaar: het gebrek aan dialoog. Juist dan hebben we verhalen als dat van Berend nodig.
Begrip begint met luisteren. Dat is de boodschap. Oordeel niet te snel, leer de ander kennen, luister naar zijn, haar of diens verhaal en je ontdekt dat je meer met elkaar gemeen hebt dan dat je eerst dacht. Uiteindelijk willen we allemaal hetzelfde: geluk.
Recente reacties