Een zachte tik op een gesloten deur

Druppels tikken ritmisch tegen haar jas en in de lucht schuiven de wolken langzaam over elkaar heen. Weinig licht weet de aarde te bereiken. De kou trekt langs Renate haar wangen, ze zet haar capuchon iets verder over haar hoofd en loopt op het pad richting de aanleunwoningen van Humanitas. In de verte klinkt het doffe gerommel van een vuilniswagen. Ze ruikt de natte stoep en als ze naar de aanleunwoningen kijkt, ziet ze vooral de gesloten gordijnen. Het is een vroege en natte dinsdagmorgen in Keizerslanden. Renate kent de mensen hier. Ze merkt het als iemand vaker alleen blijft, of juist geniet van het samen zijn bij de activiteiten.

Vandaag haalt Renate een mevrouw op die nog maar een paar maanden in een aanleunwoning woont. Ze is nog amper buiten haar appartement geweest. Haar dochter had Renate gebeld: “Mam wil echt wel mee met een activiteit, maar het lijkt alsof ze het niet durft in haar eentje.” Renate stelde voor om haar op te halen voor de bewonersbijeenkomst die zij organiseert.

Met een doel klopt ze op de deur van de mevrouw. Niet het oplossen van de eenzaamheid die zij ervaart, maar het geven van een zetje in de goede richting. Het gevoel geven dat ook bewoners die niet buiten komen of een klein sociaal vangnet hebben, gezien worden.

Eerst blijft het stil, tot ze zacht gestommel op de gang hoort komen aan de andere kant. Langzaam gaat er een lichtgrijze deur met zacht gekraak open. In de deuropening staat een kleine oudere mevrouw, zij kijkt Renate ongemakkelijk aan en haar trillende handjes verraden dat zij zenuwachtig is. “Komt u mee?” vraagt Renate vriendelijk. De oudere mevrouw, waarvan de rode blouse die ze aanheeft netjes is gestreken, beweegt haar mondhoeken iets omhoog. Ze knikt. Samen, arm in arm, lopen ze richting ’t Proathuus. Dit huis staat ook wel bekend staat als het hart van de sociale bijeenkomsten in Humanitas.

Binnen komt de geur van vers gezette koffie en boterkoekjes je tegemoet. Stoelen schuiven over de vloer, stemmen vullen de ruimte. Renate begroet bewoners met een hand of een knikje. Voor de onzekere vrouw schuift ze een stoel naar achteren. De vrouw aarzelt, maar gaat toch zitten. Het groepje ouderen praat over alledaagse dingen: boodschappen, een nieuwe buurvrouw op nummer 40 en geklaag over afval op straat.

Renate loopt op een oudere man met opvallend opstaande grijze haren af en raakt met hem in gesprek. “Ik begon hier ooit als vrijwilliger,” vertelt ze opgetogen. “Ik deed flyers door de bus, met een uitnodiging voor een bijeenkomst. Toen kwamen er drie mensen. Nu zijn we met meer dan vijftien. De bewoners ontbijten samen, doen boodschappen voor elkaar en helpen elkaar bij de eerste keer thuiszorg.”

De vrouw die vandaag is meegekomen zegt weinig, maar luistert aandachtig. Soms knikt ze. Aan de andere kant van de ruimte loopt een vrijwilliger met koffie- en theekannen langs. Geen bewoner zit zonder een warm drankje.

“Hier gaat het nu wel goed,” zegt Renate, “ik ga richting het ontbijt.” Ze loopt door een gang met grote plantenbakken langs de muur. Renate opent een deur. Een nieuwe geur stroomt de gang in: versgebakken croissants en net geperste jus. Het lijkt wel een hotel. Brood, beleg, krentenbrood, kaas, vleeswaren, kannen met thee en koffie staan uitgestald op een lange tafel.

De kopjes gevuld met koffie dampen, je hoort een mes knarsend door de krokante korst van een Kaiserbroodje gaan. Elke geperste sinaasappel liet een spoor van zomer achter in het glas. De dag begint met contact: “Het begint altijd klein,” zegt Renate tegen de opvallende lange mannelijke stagiair, “Een kopje koffie. Iemand die vraagt hoe het gaat. Daaruit groeit iets groters. Niet altijd meteen, maar het gebeurt.” De stagiair kijkt serieus naar Renate en knikt.

Renate pakt een kan en schenkt langzaam de goudkleurige jus in een glas, het zachte geklater van de vloeistof vult de stilte.  “Goedemorgen mevrouw Van Laar,” zegt ze. Even is ze stil. De vrouw knikt, lijkt haar niet te herkennen. Maar dan twinkelt er iets in haar ogen. “Hey!! Renate.”

Niet alleen zit hier een groep mensen te ontbijten, er is verbinding. Bewoners die normaal stil zijn, praten met elkaar. “Sommige mensen willen niet met anderen ontbijten,” zegt Renate kalm tegen de stagiair die vroeg waarom niet alle bewoners aan de ontbijt tafel zitten: “Dan brengen we het ontbijt naar hun kamer. Maar als we denken dat iemand wel wil, maar niet durft, kloppen we aan. Zoals ik vanochtend deed.”

Onderweg terug naar ‘t Proathuus zegt Renate op een rustige, maar zekere toon: “Ik hoop de bewoners het gevoel te geven dat ze gezien worden. Dat is soms al genoeg. Eenzaamheid kan ik niet oplossen, maar misschien wel het zetje in de goede richting geven.”

Eenmaal binnen in ‘t Proathuus, zit de onzekere vrouw van vanochtend nog steeds in de kring. Maar ze praat. Met de buurvrouw van twee deuren verderop. Ze lacht zelfs, bijna schaterend. Renate ziet het en glimlacht: “Ik hoopte al dat ze contact zou maken. Dan kan die buurvrouw haar de volgende keer meenemen.” Ze knipoogt naar de buur. doel behaald.

Een buurtmaatje doet niet aan grote campagnes, maar aan oprechte ontmoetingen. Dankzij mensen als Renate voelt een deel van Keizerslanden als een gemeenschap. Ze klopt aan waar deuren gesloten blijven. En soms gaan die deuren open.

Als Renate naar buiten loopt, steekt een bewoner achter een rollator zijn hand op. “Renate! Ik wil je nog wat vragen.” Ze draait zich naar hem toe. En luistert. Zonder haast. Met volle aandacht. In deze wijk begint verbondenheid niet met grote gebaren, maar met een naam, een blik of een kop koffie.